Start > Studies > Uitleg specifieke verzen > Johannes 19:34-37
Johannes 19:37 - Zij zullen hun blik richten op hem die ze hebben doorstoken
Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. Zo ging de Schrift in vervulling: ‘Zij zullen hun blik richten op hem die ze hebben doorstoken.’ (Johannes 19:34-37)
Wanneer een Romeinse soldaat zijn speer in de zijde steekt van de gekruisigde Jezus, waar dan bloed en water uit komt, ziet de apostel Johannes daarin de vervulling van een tekst in Zacharia. Maar wat bedoelt hij dan precies? Want Zacharia heeft het duidelijk over Joden, en dit is de actie van een Romein. Wat voor verband ziet Johannes nu eigenlijk tussen dat steken van die soldaat en dat vers in het OT?
Voor dat steken gebruikt hij niet hetzelfde Griekse woord als in zijn citaat uit Zacharia. Als die steek zelf daar de vervulling van was, zou hij zijn woordkeus daar toch wel aan hebben aangepast? Voor de actie van die soldaat gebruikt hij het ongebruikelijke woord nusso, dat in de hele Bijbel alleen maar hier voorkomt. Het is taalkundig verwant aan nussa dat de ‘stootsteen’ aanduidt, die dient als keerpunt voor de wagenrenners in de renbaan (en dat we in de Bijbel dus niet vinden). In dat citaat uit Zacharia gebruikt hij ekkenteo (doorboren) dat in de Septuaginta (de Griekse vertaling van het OT) inderdaad in Zacharia wordt gebruikt. Het is daar de vertaling van het Hebreeuwse daqar, dat in het hele OT maar op een tiental plaatsen voorkomt.
Dat daqar beschrijft altijd een dodelijke wond, meestal door een zwaard, waarbij het lichaam inderdaad volledig wordt doorboord. Maar dat was niet wat die Romeinse soldaat deed. Verdere studie van daqar wijst uit dat het vrijwel steeds wordt gebruikt in een oorlogssituatie. Maar de allereerste maal dat we het vinden, gaat het om een actie van de priester Pinechas, de kleinzoon en toekomstige opvolger van de hogepriester Aäron, die daarvoor zijn speer gebruikt in plaats van een zwaard. Hij doorsteekt en doodt daarmee een Israëliet die openlijk rituele ontucht pleegt met een Midjanitische vrouw in een situatie waarbij het volk zich afgeeft met afgoderij ter ere van de god Baäl-Peor van Moab (Numeri 25:6-8). In Zacharia komt het, buiten het vers dat Johannes citeert, nog voor in hoofdstuk 13, feitelijk maar zeven verzen verderop. Zacharia beschrijft daar hoe er na de komst van de Messias in het land geen valse profeten meer zullen optreden:
Wanneer er dan nog iemand een profetie uitspreekt, zullen zijn eigen vader en moeder, die hem zelf hebben voortgebracht, tegen hem zeggen: ‘Jij moet sterven, want je verkondigt leugens in de naam van de HEER.’ Ze zullen hem doorsteken, zijn eigen vader en moeder, die hem zelf hebben voortgebracht, wanneer hij een profetie uitspreekt (Zacharia 13:3).
Dit verwijst naar een bepaling in de Wet (Deuteronomium 13:5-6,9). Maar wat daarbij opvalt, is dat daar uit de verzen 9-10 blijkt dat de doodstraf dient te worden voltrokken d.m.v. steniging, waarbij de naaste familie moet beginnen maar ook de rest van het volk moet deelnemen. Toch wordt in Zacharia 13 het woord daqar gebruikt, dat daar dus kennelijk de meer algemene betekenis heeft van ‘ter dood brengen’. Maar dan ligt het voor de hand aan te nemen dat daqar ook in Zacharia 12:10 de betekenis heeft van ‘terecht stellen als valse profeet’. En optreden als valse profeet is in Johannes 19 inderdaad de beschuldiging waarop de Joodse leiders Jezus ter dood veroordelen.
De steekwond van die Romeinse soldaat was niet dodelijk, want Johannes heeft ons in het vers daarvóór net verteld dat zij zagen dat Jezus al dood was. Wat die Romeinse soldaat doet, is alleen maar bedoeld om dat te verifiëren. En inderdaad: Jezus blijkt dood te zijn. Wat Johannes ons vertelt, is dat daarmee aan een basisvoorwaarde voor de vervulling van Zacharia’s profetie is voldaan. Het volk zou zich ooit met verbijstering realiseren dat hun Verlosser iemand is die zij (als volk) als een valse profeet hadden terechtgesteld. En de voorwaarde daarvoor was uiteraard dat Hij inderdaad aan dat kruis is gestorven. Welnu: die verificatie door een geroutineerde Romeinse soldaat neemt alle twijfel weg: Hij was inderdaad dood. Maar Johannes citeert Zacharia nog een tweede keer: in Openbaring (1:7). En daar gaat het niet over Joden, maar over ‘alle stammen der aarde’! Openbaring vertelt ons dat het volk van het Nieuwe Verbond al de fouten van het oude verbondsvolk opnieuw zou maken, want mensen zijn mensen. Zij (althans velen van hen) zouden de Messias opnieuw kruisigen (Hebreeën 6:6) en vervangen door een ‘andere Christus’ die meer naar hun smaak zou zijn (2 Korintiërs 11:3-4). En ook zij zullen bij de Wederkomst met verbijstering zien naar degene die zij als valse voorstelling van zaken hebben verworpen. En dat is een uiterst grimmig vooruitzicht dat we maar beter zeer serieus kunnen nemen.
Dit artikel (en de serie) is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.