Start > Bijbel > Tekstreconstructie
Tekstreconstructie van de Bijbel
De oudste handschriften die een min of meer compleet NT bevatten zijn de Codex Sinaïticus en de Codex Vaticanus, beide uit het midden van de 4e eeuw, en de Codex Alexandrinus, uit de 5e eeuw. Deze teksten zijn van groot belang geweest voor het reconstrueren van de oorspronkelijke tekst. De wetenschap die zich bezig houdt met die reconstructie (op basis van het vergelijken van handschriften) heet ‘tekstkritiek’. De tekstkritici hebben intussen een behoorlijk stuk werk afgeleverd, al blijven er natuurlijk altijd vragen openstaan. In de meeste Bijbels kom je woorden of passages tegen tussen vierkante haken, zo: [tekst]. Dat zijn woorden of passages die in sommige handschriften wel staan en in andere niet. Voorbeelden in het evangelie van Markus zijn o.a. Markus 1:10: “En een stem [kwam] uit de hemelen” (dit lijkt op een aanvulling om de tekst taalkundig meer begrijpelijk te maken), Markus 7:16 (het hele vers): “[Indien iemand oren heeft om te horen, die hore]” (de uitdrukking staat echter ook in Markus 4:9, en staat daar niet ter discussie) en Markus 9:44 en 46, waar de uitdrukking “[waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust]” in sommige manuscripten ontbreken (maar omdat ze in alle gevallen wel in vers 48 staan heeft ook dat geen inhoudelijke consequenties). Meer ingrijpend is dat het hele slot van het evangelie (Markus 16:9-20) in sommige handschriften ontbreekt en dus tussen vierkante haken staat. Ook dan zijn de theologische consequenties echter gering: een aantal van de dingen die daar worden gezegd kunnen we terugvinden in andere evangeliën en de overige zijn interessant voor het reconstrueren van wat er precies gebeurde op de dag van de opstanding, maar kunnen nauwelijks invloed hebben op ons geloof.
Wanneer het een kwestie is van het wel of niet opnemen van een woord, een zin, of een passage, kun je dat oplossen met die truc van de vierkante haken. Maar het komt ook voor dat verschillende handschriften verschillende lezingen hebben. En dan moeten de vertalers kiezen. Een voorbeeld is Openbaring 13:10, waar de NBG'51 vertaling heeft: “Indien iemand in gevangenschap voert, dan gaat hij in gevangenschap; indien iemand met het zwaard zal doden, dan moet hij zelf met het zwaard gedood worden. Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen”. Dit vertelt ons dus dat zij die zulke dingen doen, ook zelf zo’n lot zullen ondergaan. De oudere vertaling Brouwer had hier echter: “Indien aan iemand gevangenschap beschoren is, hij gaat in gevangenschap. Indien iemand met het zwaard gedood zal worden, hij moet gedood worden met het zwaard.” Dit vertelt ons dat zij, die tot zulk een lot bestemd zijn, dat niet zullen kunnen ontlopen. Dit berust op een verschil in de grondtekst van de verschillende handschriften. Overigens zijn voor beide lezingen parallellen te vinden elders in het NT, dus theologisch is er nog steeds niets aan de hand. Interessant is trouwens de keuze van de Leidse Vertaling en de katholieke Petrus Canisius, die een beetje van allebei hebben: “Is iemand tot de gevangenis bestemd, dan gaat hij ter gevangenis; als iemand met het zwaard doodt, dan moet hijzelf met het zwaard worden gedood. Hier komen het geduld en het geloof der heiligen te stade” (dit is de bewoording van de Leidse vertaling, maar de PC leest inhoudelijk net zo).
Aan de inhoud van deze pagina wordt nog verder gewerkt. "Even geduld a.u.b."...