Start > Taal > Beeldtaal
Het gebruik van beeldtaal in de Bijbel
Wie de Schrift goed wil begrijpen moet beseffen dat er vele vormen van beeldtaal gebruikt worden. Uiteraard kennen we de gelijkenissen van Jezus maar er zijn ook andere vormen van beeldtaal in de Schrift, en sommige worden duidelijk minder goed herkent. Wat is dan beeldtaal? Het is een manier van uitdrukken waarbij een beeld of een woord een hele context oproept dat niet beschreven hoeft te worden omdat die bij de lezer of luisteraar bekend veronderstelt wordt. Daarom wordt ook wel eens gezegd 'één beeld zegt meer dan duizend woorden'. Maar hierin schuilt ook gelijk een probleem met Bijbels beeldtaal. Veel van de beelden zijn opgebouwd in het Oude Testament, die door velen nooit gelezen wordt. Maar daarmee ontbreekt in het Nieuwe Testament gelijk de context. De lezer van de Schrift is dan geneigd zijn of haar eigen context erbij te zetten en dat leidt direct tot andere ideeën.
Vormen van beeldtaal
Bij beeldtaal hoeven we niet alleen maar aan gelijkenissen te denken. Beeldtaal is er in allerlei vormen, waarbij er eigenlijk geen strakke indeling valt te maken. Beeldtaal was nu eenmaal een uitdrukkingsvorm die de mens uit het Midden-Oosten in het bloed zat, het was een deel van zijn cultuur en denken.
Globaal zouden we de volgende vormen kunnen onderscheiden:
De meeste van deze soorten vragen wat meer uitleg, en worden daarom op aparte pagina's behandeld. Hier zullen we enkel naar de eerste, dichterlijke beeldtaal, kijken.
Dichterlijke beeldtaal
De vorm van beeldtaal die ons nog het meest zou moeten aanspreken, is de dichterlijke beeldtaal, inclusief dichterlijke overdrijving. Wanneer de dichter Jacques Perk schrijft “Ik ben geboren uit zonnegloren en een zucht van de ziedende zee …” zullen weinig mensen geneigd zijn dat letterlijk te nemen. Maar dan zouden we ook weinig moeite moeten hebben met een uiting van de psalmist die schrijft:
“Laten de rivieren in de handen klappen en samen met de bergen jubelen voor de HEER, want hij is in aantocht als rechter van de aarde” (Ps 98:8-9).
En dan moeten we ook geen ongefundeerde conclusies gaan trekken wanneer David in een andere psalm beschrijft hoe God a.h.w uit de hemel afdaalt, vliegend op een cherub, om hem uit zijn doodsgevaar te redden (Ps 18:10). Of in de war raken wanneer God Ezechiël opdraagt de koning van Tyrus in een klaaglied te beschrijven als een ‘beschuttende cherub’ (Eze 28:12 ev).
Het doel van beeldtaal
Waarom gebruikt de Bijbel zulke beeldtaal? We zagen al dat beeldtaal de lessen van de Bijbeltekst aanschouwelijker maakt: ze worden duidelijker doordat ze worden gerelateerd aan het dagelijks leven van de toehoorder/lezer. En dat maakt ze ook weer gemakkelijker te onthouden, zodat ze ingebed raken in de denkwereld van de gelovige. Ze maken het de gelovige gemakkelijker de principes van een leven naar Gods maatstaven ook dan in acht te nemen wanneer hij wat meer op de automatische piloot vliegt. Hij hoeft zich niet voortdurend bij alles bewust af te vragen: wat zou God nu, in deze situatie, van mij verwachten? Hij ontwikkelt sneller die mentaliteit (die ‘geest van Christus’) die hem routinematig op het goede pad houdt.
Maar soms gebruikt iemand in de Bijbel beeldtaal om reacties uit lokken: “Zeg het zelf maar: wat is redelijk?” Zulk gebruik dwingt de toehoorder om mee te denken, om zelf een afweging te maken. Ook dat is een goed onderwijskundig principe. Wanneer Jesaja zijn gelijkenis geeft over de wijngaard Israël, biedt hem dat de gelegenheid Gods zorg voor Zijn volk indringend te verwoorden:
“Mijn geliefde had een wijngaard, gelegen op vruchtbare grond” (Jes 5:1).
Dit introduceert God als een geliefde echtgenoot, en dus Zijn volk als de bruid, een thema dat elders weer terugkomt, tot in Openbaring aan toe. Vervolgens gaat hij echter niet verder in op die gedachte van een bruid; in plaats daarvan beeldt hij het volk uit als een wijngaard, waar God alles aan heeft gedaan om hem die ‘goede vruchten’ voort te laten brengen, ‘maar hij bracht slechts wrange druiven voort’ (vs 2). En dan moet Jesaja van God zijn gehoor zelf betrekken bij het verhaal. Hij brengt ze daartoe Gods vraag over:
Welnu, inwoners van Juda en Jeruzalem, spreek recht tussen mij [God] en mijn wijngaard. Wat kon ik meer aan mijn wijngaard doen, wat heb ik te weinig gedaan? Ik verwachtte zo veel van mijn wijngaard, waarom bracht hij slechts wrange druiven voort? (vs 3-4)
Zeg het zelf maar: wat is redelijk? Om vervolgens aan te kondigen wat er zal gaan gebeuren: de komende ondergang van Juda - en de Ba-bylonische ballingschap - waarvan zij de ‘redelijkheid’ eigenlijk niet zouden kunnen betwisten.
Maar het stelt hem ook in staat om 22 hoofdstukken later het herstel te verwoorden met gebruikmaking van datzelfde beeld:
Op die dag zal men de prachtige wijngaard bezingen. Ik, de HEER, houd de wacht over mijn wijngaard, steeds opnieuw bevloei ik hem. Dag en nacht zal ik de wacht houden, zodat niemand hem kan schaden (Jes 27:2-3).
En het verband wordt duidelijk wanneer we, zoals hieronder, de beide passages met elkaar vergelijken:
Jes 5:5-6 |
Jes 27:2-6 |
Luister, ik zal jullie vertellen wat ik met mijn wijngaard ga doen: |
Op die dag zal men de prachtige wijngaard bezingen. |
- De wolken zal ik opdragen geen regen op hem te laten vallen.
|
- Ik, de HEER, houd de wacht over mijn wijngaard, steeds opnieuw bevloei ik hem.
|
- Ik ruk de doornhaag uit en breek de muur af, zodat hij verbrand en vertrapt kan worden.
|
- Dag en nacht zal ik de wacht houden, zodat niemand hem kan schaden; ik koester mijn woede niet.
|
- Ik zal hem laten verwilderen, er wordt niet meer gesnoeid, niet meer gewied, dorens en distels schieten er op.
|
- Maar zou ik dorens en distels dulden? Strijdbaar ga ik erop af, al dat onkruid steek ik in brand – tenzij men mijn bescherming zoekt en vrede met mij sluit.
|
|
De tijd zal komen dat Jakob zal wortelen, dat Israël zal uitbotten en bloeien. En de vruchten van zijn oogst zullen de hele aardbodem bedekken. |
En zoals de redelijkheid van de ballingschap automatisch volgde uit zijn beschrijving van hun volledig foute leven in dat eerste lied van de wijngaard, zo zouden ze ook uit dat verhaal over het herstel van die wijngaard de logische conclusie moeten trekken dat alleen wie zich volledig van dat vroegere foute leven heeft bekeerd (‘vrede met Hem sluit’), mag verwachten deel uit te maken van dat herstel.
Jezus pakt dat beeld weer op, en gebruikt het op dezelfde wijze, in zijn gelijkenis over de pachters van de wijngaard (Mat 21). En aan het eind daarvan stelt ook Hij een vraag:
Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met die wijnbouwers doen?”
En zijn gehoor antwoordt:
“De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is” (Mat 21:40-41).
Met andere woorden, opnieuw: ‘zeg het zelf maar’, en Hij krijgt prompt het voor de hand liggende antwoord. Waarna Hij dan duidelijk kan maken hoe dat van toepassing is op het volk Israël, van wie de ‘wijngaard’ zal worden afgenomen om die te geven aan ‘pachters’ uit andere volken. En dat lokt dan weer een duidelijke reactie uit van de leiders van het volk:
Toen de hogepriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat hij over hen sprak. Ze wilden hem graag gevangennemen, maar ze waren bang voor de reactie van de volksmassa, daar men hem voor een profeet hield. (vs 45-46)
Dat leert ons dus dat het gebruik van zulke beelden, naast hun directe lessen, ook zorgt voor continuïteit in de boodschap. Het laat ons thema’s zien en herkennen. En wanneer we ons dan die vorige keren herinneren, vertellen ze ons daarmee veel meer dan alleen maar datgene wat er op die plek in de Schrift staat. Maar dat betekent tegelijkertijd wel dat zulk beeldgebruik vaak een beroep doet op onze bereidheid om dieper door te dringen in de boodschap:
De leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen: ‘Waarom spreekt u in gelijkenissen tot hen?’ Hij antwoordde: ‘Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van de hemel kennen, hun is dat niet gegeven … Dit is de reden waarom ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen … Gelukkig jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen! (Mat 13:10-16)
Samenvatting
We moeten oppassen bij het interpreteren van beelden:
- We moeten de neiging vermijden van hen die alles willen vergeestelijken. Die neiging is zelden correct.
- Maar dat betekent nog niet dat we dan maar alles ‘letterlijk’ moeten nemen. Het kan ook beeldtaal zijn.
Beeldtaal is geen zelfstandige leer, beeldtaal dient om bestaande leer te verduidelijken.
- Je moet daarom geen elementen van het beeld eruit halen en apart zetten om iets te ‘bewijzen’.
- Beelden kunnen variëren, of worden afgewisseld door andere beelden; zulke beelden moet je niet gaan vermengen.
De kracht van beeldtaal:
- Beeldtaal helpt ons de essentie van een boodschap te zien.
- Beeldtaal helpt ons ook om thema’s te herkennen.
Sommige beelden zijn direct duidelijk, terwijl het volledig begrijpen van andere juist extra inspanning vraagt. Het resultaat is dan echter toch dieper inzicht in de boodschap. Dat stelt ons dus op de proef: hebben we dat er voor over? Of gaan we liever de gemakkelijke weg? In die zin is het gebruik van beeldtaal een onlosmakelijk deel van de bijbelse boodschap. We geloven weliswaar niet, zoals sommigen, dat de Bijbel alleen maar ‘de opvattingen verkondigt van zijn tijd’. Maar we doen er goed aan ons te realiseren dat hij wel degelijk spreekt ‘in de taal van zijn tijd’. Wie de bijbelse boodschap wil doorgronden, zal die taal moeten kennen en hem kunnen verstaan.