‘Muren’ van water (2)
Ik zal de Egyptenaren onverzettelijk maken zodat ze hen achterna gaan, en dan zal ik mijn majesteit tonen door de farao en zijn hele leger, zijn wagens en zijn ruiters, ten val te brengen. De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de HEER ben als ik in mijn majesteit de farao, met al zijn wagens en ruiters, ten val heb gebracht. (Exodus 14:17-18)
We zagen in het eerste artikel hoe God zijn volk redde met hun doortocht door de Rietzee. Maar het was feitelijk Gods opzet de farao met zijn leger te vernietigen. Dat was de reden dat Hij Mozes opdroeg het volk schijnbaar te laten ‘terugkeren’ (Exodus 14:2). Farao zou dan denken dat ze verdwaald waren en de achtervolging inzetten, waarna God met hem zou afrekenen (vs 3-4). Hun route staat globaal hiernaast weergegeven Het volk trok van Raämses via Sukkot naar Etam, aan de rand van de woestijn. Want God wilde het niet de directe kustroute laten volgen, om ze niet meteen in conflict te laten komen met de Filistijnen (Exodus 13:17-18).
Maar dan leidt God hen niet langs de noordzijde van de Rietzee, maar laat hen ‘terugkeren’ naar Pi-Hachirot, aan de zuidkant. De exacte ligging van de Rietzee is onbekend; de kaart geeft een mogelijke ligging aan. Dat de Rietzee een plaatselijk meer aanduidt en geen zee, is heel normaal. De Bijbel maakt geen onderscheid tussen meren en zeeën. En er liggen daar diverse meren. Dan lijkt het echter alsof ze zich klemlopen doordat ze te vroeg zouden menen het eind van het meer te hebben bereikt (zie de detailkaart hieronder).
De vernieting van Farao’s leger
We hebben in deel 1 geopperd dat de oostenwind (14:21) het waterpeil van een ondiep oostelijk deel heeft verlaagd, door het water naar het diepe westelijke deel te stuwen. En dat toen een doorgang droogviel en Israël veilig kon oversteken. Toen Israël aan de overkant was, verliet de vurige wolkkolom zijn plaats aan het begin van de doorgang. De Egyptenaren zien het volk dan binnen hun bereik. Met hun paarden en strijdwagens stormen ze de doorgang op, maar voordat ze ook aan de overkant zijn wordt het moeilijk. Hun wagens beginnen vast te lopen. Ze zien dat ze de overkant niet gaan halen en keren om (14:25). Maar dan komt het water terug en overspoelt ze voordat ze weer op het land staan. Het leger van Egypte verdrinkt en bestaat dus niet meer. Het kan nu op Israëls verdere tocht geen bedreiging meer voor ze vormen. Dat dit vanaf het begin Gods bedoeling was, lazen we al in 14:4, en vooral in 14:17-18 boven dit stukje. Mozes heeft ook beseft dat God dit van van plan was, want hij zei al in 14:13 tot het volk: ‘‘Wees niet bang, wacht rustig af. Dan zult u zien hoe de HEER vandaag voor u de overwinning behaalt. De Egyptenaren die u daar nu ziet, zult u hierna nooit meer terugzien’.
De vloedgolf
Maar als een veilige oversteek voor Israël niet het hoofddoel was, kan het net zo goed zo zijn geweest dat ze niet echt zijn overgestoken, maar in een andere richting ontsnapt, bijvoorbeeld oostwaarts (zie de kaart hiernaast).
Wanneer de wind wegvalt en het water terugkomt zal dat over de lengte van het meer steeds meer versnellen. Wanneer het vervolgens met die snelheid tegen het ondiepe oostdeel oploopt, zal het daar een tsunami-achtige vloedgolf vormen. De Egyptenaren vluchten dan al in westelijke richting en dus die vloedgolf tegemoet (vs 27). Ze worden dan verrast, niet door een snel stijgende waterspiegel, maar door een muur van water. Maar in hun geval een muur die ze aanvalt, in plaats van beschermt zoals eerder bij Israël. Zwemmen helpt dan echt niet meer, en hun lijken spoelden later aan op de oostoever: ‘Zo redde de HEER de Israëlieten die dag uit de handen van de Egyptenaren. Toen ze de Egyptenaren dood langs de zee zagen liggen en het tot hen doordrong hoe krachtig de HEER tegen Egypte was opgetreden, kregen ze ontzag voor de HEER en stelden ze hun vertrouwen in hem en in zijn dienaar Mozes’ (Exodus 14:30-31). Later, tijdens hun tocht door de woestijn, zou Mozes nog iedere keer wanneer het volk zijn kamp opbrak, zeggen: ‘Sta op, HEER, en uw vijanden stuiven uiteen, uw tegenstanders vluchten voor u!’ (Numeri 10:35).
De strategische consequenties
De sleutel tot een goed begrip van wat hier gebeurde, is dus het besef dat het er niet in de eerste plaats om ging Israël veilig aan de overkant te krijgen, maar om Farao’s leger in de val te lokken en het te vernietigen; Israël was op dat moment niet meer dan het lokaas in die val. Die vernietiging moest zo overweldigend zijn dat de wereld zich die nog decennia lang zou herinneren. Dat is ook volledig gelukt, want 40 jaar later staat de bevolking van Jericho deze gebeurtenis nog helder voor ogen (Jozua 2:10). Farao’s troonopvolger was omgekomen bij de 10e plaag, en Farao zelf in de Rietzee. De regerende dynastie was plotseling tot een einde gekomen. Door de eerdere plagen was het land economisch volledig geruïneerd. Nieuwe machthebbers van elders grepen de macht, en het eens zo machtige land was voor decennia gedestabiliseerd. Veertig jaar later kon het volk zich, nog steeds ongestoord, in Kanaän vestigen. Vóór dit (voor Egypte) zo rampzalig verlopen jaar zou dat niet hebben gekund, omdat Egypte de kuststrook beheerste en hun vestiging daar niet zou hebben toegelaten. Op die dag werd Israël dus niet alleen maar gered uit een acute noodsituatie, maar bevrijdden Gods ‘muren van water’ hen voor altijd van hun Egyptische overheersers.
Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.
Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven