Lafhartigheid
Er is een woord dat in de Bijbel alleen in het Grieks voorkomt. Dat wil dus zeggen: in de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Oude Testament, uit de 2e eeuw v. Chr.) en in het NT: deilos. De NBG’51 vertaalt het in het NT met ‘lafhartig’, maar in het OT met iets als ‘vrees’ of ‘bevreesd’. De NBV heeft vertaalt het aanzienlijk zwakker (de moed verliezen), maar dat is ten onrechte, want het duidt integendeel juist een zeer sterk begrip aan. De sterkste afgeleide betekenis in klassiek Grieks is: nietswaardig.
Het woord in de Septuaginta
In de Septuaginta komen deilos en zijn afleidingen 22 maal voor. Dat zijn dan vertalingen van diverse Hebreeuwse woorden, die zelf veel vaker voorkomen. Dus de rabbijnen die destijds de Septuaginta-vertaling hebben geproduceerd, zijn in die speciale gevallen van mening geweest dat het gebruikte Hebreeuwse woord hier een veel sterkere betekenis heeft dan normaal, en daarom door een veel sterker Grieks woord moest worden weergegeven. En daar hebben ze dan deilos voor gekozen; het meer gebruikelijke Griekse woord voor vrees is phobos (dat we kennen van het ook in onze taal voorkomende woord ‘fobie’). We vinden deilos bijvoorbeeld enkele malen in de Wet in de bepaling dat vlak voor een veldslag moet worden aangekondigd dat ieder die ‘bang’ is (NBG’51: bevreesd) mag weggaan, om niet ook anderen aan te steken met hun angst: wie ‘lafhartig’ is kan niet in Gods dienst staan. Gideon brengt dit later (op Gods aanwijzing) in de praktijk. Maar de belangrijkste verzen waar we het woord vinden hebben te maken met de intocht in het beloofde land.
In zijn overzicht van de woestijnreis herinnert Mozes het volk aan de eerste, mislukte poging het land binnen te trekken. Hij had toen tot het volk gezegd:
“Zie, de Here, uw God, heeft het land tot uw beschikking gesteld, trek op, neem het in bezit, zoals de Here, de God uwer vaderen, tot u gesproken heeft; vrees niet en wees niet verschrikt” (Deuteronomium 1:21).
Er ligt nadruk op het feit dat God hun dat land had beloofd. Wanneer zij geen vertrouwen in de afloop van de strijd zouden hebben (wat ook inderdaad het geval was) dan betekende dat dat zij geen vertrouwen hadden in God, dat zij eraan twijfelden of Hij Zijn belofte wel waar zou kunnen maken. Dat was ook de reden waarom zij zo zwaar voor die ‘lafhartigheid’ gestraft werden. Aan het eind van zijn toespraak komt hij dan op de komende nieuwe poging het land in bezit te nemen. En hij vermaant ze om niet opnieuw dezelfde fout te maken:
“De Here, uw God, zelf zal voor u uit overtrekken; Hij zelf zal die volken voor u verdrijven en verdelgen, zodat gij hun land in bezit kunt nemen … Weest sterk en moedig, vreest niet en siddert niet voor hen, want de HERE, uw God, zelf gaat met u; Hij zal u niet begeven en u niet verlaten” (Deuteronomium 31:3,6).
En tot Jozua zelf zegt hij:
“Wees sterk en moedig, want gij zult met dit volk komen in het land, waarvan de HERE hun vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou, en gij zult het hen doen beërven. Want de HERE zelf zal voor u uit trekken, Hij zelf zal met u zijn, Hij zal u niet begeven en u niet verlaten … vrees niet en word niet verschrikt” (Deuteronomium 31:3,6-8).
Het woord heeft hier dus alles van doen met vertrouwen op God en op Zijn belofte.
Het woord in het NT
In het NT komt het woord (en zijn afgeleiden) maar 4 of 5 maal voor. De eerste tweemaal in de beschrijving van de storm op het meer, in de evangeliën van Matteüs en Marcus (dus dat telt eigenlijk voor één). De twaalf varen naar de overkant, met Jezus slapend aan boord. Onderweg steekt een plotselinge storm op. Het vissersbootje krijgt het zwaar te verduren en begint water binnen te krijgen. De toestand wordt zo kritiek dat de toch niet onervaren vissers het benauwd krijgen en zij maken Jezus wakker. Jezus stilt dan zowel de storm als de golven. Maar vervolgens verwijt Hij ze hun gebrek aan vertrouwen: “Waarom hebben jullie zo weinig vertrouwen, kleingelovigen?” (Matteüs 8:26). De NBV vertaalt hier eigenlijk ‘moed’ i.p.v. vertrouwen, maar het gaat niet om hun moed maar om hun vertrouwen op God. Zij hadden de door God aangewezen Messias aan boord, en met Hem aan boord zou hun niets hebben kunnen gebeuren. Vervolgens vinden we het woord gebruikt door Jezus in de bovenzaal, wanneer Hij zijn discipelen waarschuwt niet hun vertrouwen in God te verliezen wanneer Hij de volgende dag aan het kruis zal hangen: dat gebeurt allemaal volgens Gods plan (Johannes 14:27, de NBG’51 vertaalt dit met ‘versaagd’).
De derde keer vinden we in Paulus’ tweede brief aan Timoteüs. Paulus zit gevangen in Rome en verwacht spoedig te worden omgebracht om het geloof. In zijn brief waarschuwt hij Timoteüs dat die niet, zoals sommigen, moet proberen zich te ontrekken aan het werk van verkondiging, nu in Rome de christenvervolging op gang begint te komen. Want het gaat niet om dit leven, maar om het toekomende (zie de overdenking op blz 4). Juist onder deze omstandigheden blijkt wie op God vertrouwt en wie niet:
“God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid. … wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God, die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping” (2 Timoteüs 1:7-9).
En de laatste keer dat we het vinden, is in Openbaring, waar we lezen dat mensen die bij het oordeel niet aanvaardbaar worden bevonden in de vuurpoel zullen worden geworpen:
“Maar voor hen die laf zijn geweest [NBG’51: de lafhartigen] en trouweloos, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht [een beeld van afgoderij], toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood” (Openbaring 21:8).
De vuurpoel is een beeld van vernietiging dat ons ook wordt aangeduid als ‘de tweede dood’ De verworpenen die daarin terecht komen worden omschreven met een hele reeks negatieve eigenschappen, maar op de eerste plaats daarvan staan de ‘lafhartigen’.
We zien dus dat lafhartigheid een eigenschap is die een mens als eerste onaanvaardbaar maakt voor God en ongeschikt om Jezus te dienen in Zijn Koninkrijk. En dat is zo, omdat de lafhartigen niet durven vertrouwen op God. Een discipel mag daarom best angst voelen (phobos), maar hij mag niet lafhartig zijn.
Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.
Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven