Broeders in Christus

Geleerd door de Vader

We weten dat Jezus’ pleegvader, Jozef, timmerman was (zie Matteüs 13:55). Maar ook Jezus zelf wordt zo aangeduid (Marcus 6:3). Kennelijk heeft Hij het bedrijf van zijn pleegvader na diens dood voortgezet. Dit was ook gebruikelijk voor zoons van ambachtslieden. Hij zal dus uit eigen ervaring spreken, wanneer Hij zegt:

‘Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?’ (Matteüs 7:4)

Hoe vaak zal Hij als kind niet bij Jozef zijn gekomen met een stukje zaagsel in zijn oog, en zal Jozef dat weer voorzichtig hebben moeten verwijderen. Want hoe werd je timmerman in die dagen? Je moest als leerling in de leer bij een vakman. Alleen zou die vakman toen je eigen vader zijn. En die zou je dat vak stap voor stap hebben geleerd, te beginnen met de makkelijkste klusjes, en geleidelijk aan de moeilijkere. En die leerde hij je dan door ze eerst voor te doen, en dan toe te kijken wanneer je dat zelf probeerde. Waar nodig zou hij je corrigeren met aanwijzingen, of door het nogmaals voor te doen. Totdat je het tenslotte zelf kon. Wanneer we dat eenmaal beseffen, zien we dat Jezus dat beeld van die timmermanswerkplaats nog een keer gebruikt:

Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen: hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. De Vader immers … laat hem alles zien wat hij doet. (Johannes 5:19-20)

We vinden hier dat beeld van een vader die zijn zoon opleidt in zijn eigen vak, zodat hij hem later kan opvolgen, als een beeld van de manier waarop God Hemzelf heeft ‘opgeleid’ om Hem geschikt te maken voor zijn werkelijke taak. Want zijn werkelijke bestemming was niet om het vak van zijn pleegvader uit te oefenen in het dorp Nazaret, maar om het ‘vak’ van zijn echte Vader uit te oefenen op aarde. En dat verklaart die uitdrukking ‘zien doen’ en ‘laten zien’: dat is dat beeld van de ambachtsman die het zijn zoon voordoet. Alleen was zijn echte Vader geen timmerman, maar elohim, wat betekent ‘God’. Natuurlijk is God een persoon, maar in de hier bedoelde betekenis is het een functie. Zoals de koningin weliswaar een persoon is, maar het woord duidt feitelijk een functie aan. Want wanneer de koningin sterft, of afstand doet van de troon, neemt een ander die functie over. Zo wordt ook Jezus ons (uiteraard in menselijke termen) beschreven als de troonopvolger, die voor dat ambt wordt opgeleid. Natuurlijk zal God niet sterven of afstand doen van de troon, maar een toekomstige troon-opvolger kan wel tijdens de regering van zijn vader optreden als zijn plaatsvervanger, en dat is het aspect dat Jezus wil benadrukken. Maar het feit dat Hij juist dit beeld gebruikt wil ons kennelijk nog iets extra leren: het vertelt ons dat ook Jezus zijn ‘vak’ heeft moeten leren!

De zoon als leerling

Eigenlijk konden we dat al weten, want in Jesaja lezen we dat ‘de Knecht’ (een beeld van de Messias) zegt:

De Here Here heeft mij als een leerling leren spreken (NBG’51) ... Elke ochtend wekt hij mijn oor, zodat het toegerust is om aandachtig te horen. God, de heer, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd. (Jesaja 50:4-5)

Ook dit vertelt ons dat de Zoon als een leerling heeft moeten leren, voordat Hij zijn taak kon opnemen. En in zijn geval betekende dat: intensieve Schriftstudie, want alles wat zijn taak op aarde betrof was te vinden in de geschriften van de profeten. Hij heeft daarom door zorgvuldige Schriftstudie moeten leren begrijpen wat die taak was, en wat het van Hem zou vergen. Daar is Hij kennelijk al vroeg mee begonnen, want op twaalfjarige leeftijd was Hij al uitgeleerd bij zijn dorpsrabbijn te Nazaret. Hij greep de gelegenheid van zijn eerste bezoek aan Jeruzalem meteen aan om zijn nog onbeantwoorde vragen beantwoord te krijgen door de theologische kopstukken van zijn dagen, in de tempel (Lucas 2:46-47). Alleen door zulke Schriftstudie heeft Hij (als enige) begrepen dat de taak die vóór Hem lag eerst de weg van het kruis zou zijn, voordat Hij het koningschap zou mogen aanvaarden. En ook dat de vervulling van die taak complete gehoorzaamheid zou vergen:

… en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden. (Hebreeën 5:8)

Dat verklaart ook weer waarom Hij over de dag van zijn wederkomst moet zeggen:

Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het. (Matteüs 24:36)

Want wat niet in de Schrift is geopenbaard kon ook Hij niet weten. We komen die gedachte opnieuw tegen wanneer Hij in Handelingen zegt:

Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden. (Handelingen 1:7)

En opnieuw bij Paulus:

Broeders en zusters, ik hoef u niet te schrijven [lett: het heeft geen zin u te schrijven] over het moment waarop dit zal gebeuren, want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. [Dus: volledig onverwacht; daar is ons niets over geopenbaard] (1 Tessalonicenzen 5:1-2)

Het is feitelijk een echo van de Mozaïsche Wet:

Wat verborgen [d.w.z. niet geopenbaard] is gaat (alleen) de heer onze God aan; maar wat geopenbaard is gaat voor altijd ons en onze kinderen aan: de bepalingen van deze Wet, die wij moeten volbrengen. (Deuteronomium 29:29, Willibrord Vertaling)

Ook de gelovigen zullen ‘door God geleerd’ zijn

De Schrift openbaart ons dus alleen wat we moeten weten, en wat ons niet is geopenbaard gaat alleen God Zelf aan. Maar anderzijds: alles wat de Schrift ons wel openbaart dienen we ook te weten en na te komen, en dat betekent dat wij net als Hijzelf die Schrift zullen moeten bestuderen, want alleen zó kunnen we die dingen te weten komen. Maar als we dat doen zullen ook wij wijsheid vinden, want er staat ook in Jesaja: ‘Al je kinderen worden onderricht door de heer’ (Jesaja 54:13). Bij Jesaja lijkt dat te slaan op de ‘kinderen’ van Jeruzalem, maar met het NT in de hand weten we dat we voor Jeruzalem mogen lezen: het ‘nieuwe Jeruzalem’, dus Gods Koninkrijk. Jezus citeert dat in de synagoge te Kafarnaüm:

Er staat geschreven in de Profeten: “Zij zullen allemaal door God onderricht worden.” Iedereen die naar de Vader luistert en van hem leert komt bij mij. (Johannes 6:45)

Wanneer we ons laten leren, zullen ook wij tot die kinderen behoren.

 

Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.  

Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven