De komst van Christus in heerlijkheid
Na zijn kruisdood en opstanding is de Here Jezus Christus naar zijn Vader, in de hemel gegaan. Dit was een vervulling van profetieën in het Oude Testament en van de Here Jezus zelf:
“Aldus luidt het woord van de HERE tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten. De HERE strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers temidden van uw vijanden …” (Psalm. 110; zie ook Marcus. 16:19; Handelingen 7:56; Efeziërs 1:19-23; Kolossenzen 3:1)
“… en zie, met de wolken van de hemel, kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen (God die van eeuwigheid is), en men leidde hem voor deze; en hem werd heerschappij gegeven en eer en konink-lijke macht.” (Daniël 7:13-14; vergelijk Lucas 19:12)
“Ik (Jezus) vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.” (Johannes 20:17; 3:13; 6:62)
“En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.” (Handelingen 1:9)
Uit Psalm 110 en het boek Daniël blijkt dat zijn hemelvaart, zijn verhoging, zijn verheerlijking, van God komen. De Dienstknecht van God, die Zich had vernederd tot de kruisdood, is buitengewoon eerbewijs ten deel gevallen, doordat Hij als enige mens naar God in de hemel is gegaan:
“… moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan?” (Lucas 24:26; 1 Petrus 1:11)
“En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de kruisdood. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen … en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader” (Filippenzen 2:8-11).
“… wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden van de dood, opdat Hij door de genade van God voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.” (Hebreeën 2:9)
“Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof.” (Openbaring 5:12; vergelijk 1 Petrus 4:11; 2 Petrus 3:18)
De Here Jezus zag met vreugde en verlangen uit naar die dag en vroeg zijn discipelen dat ook te doen:
“Indien u Mij liefhad, zou u zich verblijd hebben, omdat Ik tot de Vader ga, want de Vader is meer dan Ik.” (Johannes 14:28)
De apostelen getuigden later overal dat zij de verhoging van de Here tot in de hemel hadden gezien:
“Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De HERE heeft gezegd tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand … Dus moet ook het ganse huis van Israël zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die u gekruisigd hebt” (Handelingen 2:34-36).
“Hem (Jezus) heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken.” (Handelingen 5:31; zie ook 2:33)
“… u, die door Hem (Jezus) gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft …” (1 Petrus 1:20-21)
Hij is in de hemel om met zijn Vader te werken aan de toekomst van de aarde en de mensen daarop:
“…Ik ga heen om u plaats te bereiden …” (Johannes 14:2-3)
“Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen.” (Efeziërs 4:10)
De belofte is echter dat Hij zal terugkeren. Niet op de wijze zoals Hij leefde onder zijn volk, met een lichaam van vlees en bloed, maar met de heerlijkheid en de macht die God Hem gegeven heeft:
“… wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zijn mag, waar Ik ben”. (Johannes 14:2-3)
“Galilese mannen, wat staat u daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als u Hem ten hemel hebt zien varen.” (Handelingen 1:11).
Christenen zijn daarom altijd mensen geweest die op hun Heer wachten. Niet passief maar actief:
“… verwachtende de zalige hoop en de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God,en Heiland Christus Jezus …” (Titus 2:13-14; vergelijk ook 1 Tessalonicenzen 1:9-10 en Hebreeën 9:27-28).
“Hebt dus geduld, broeders, tot de komst van de Here! … sterkt uw harten, want de komst van de Here is nabij.” (Jakobus 5:7-8)
“Omdat u het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten … Ik kom spoedig …” (Openbaring 3:10-11)
“Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom Here Jezus” (Openbaring 22:20).
Zijn komst betekent leven en heerlijkheid voor wie geloven, maar in hen ook voor de gehele aarde:
“… en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken van de hemel, met grote macht en heerlijkheid. En Hij zal zijn engelen uitzenden met bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen …” (Matteüs 24:30-31; Marcus 13:26; Lucas 21:27; zie ook Matteüs 16:27; 25:31-46; Marcus 8:38; Lucus 9:26)
“… het aangezicht van de Here en de heerlijkheid van zijn sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn …” (2 Tessalonicenzen 1:9-10)
“Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen … van God en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.” (Romeinen 8:17)
“Wanneer Christus verschijnt … zult u ook met Hem verschijnen in heerlijkheid.” (Kolossenzen 3:4)
“Want de aarde zal vol worden van de kennis van de heerlijkheid van de HERE …” (Habakkuk 2:14; vergelijk 2 Korintiërs 4:6)
“Geloofd zij de HERE God, de God van Israël, die alleen wonderen doet. En geloofd zij zijn heerlijke naam voor eeuwig, en zijn heerlijkheid vervulle de ganse aarde. Amen, ja, amen.” (Psalm 72:18-19; vergelijk Psalm 57:6 en 12; 108:6; 97:6).
Vraag ter overdenking:
Hoe bereidt u zich voor op uw ontmoeting met de Here Jezus Christus?
Waakzaamheid
De Here Jezus heeft er vele malen op gewezen dat zijn volgelingen Hem moeten verwachten. Dit is een actief werkwoord, waarmee Hij bedoelde dat zij voorbereid moesten zijn op de dag van zijn komst. Die dag is het finale moment van onze beproeving. Daarna is er geen gelegenheid meer onze behoudenis te bewerken. Wij moeten daarom leven alsof Hij op dit moment kan verschijnen. In een aantal gelijkenissen voerde Hij mensen ten tonele, die actief bezig zijn met werk voor hun Heer, of de voorbereidingen van een feest. Zij hebben niets te vrezen voor Hem, omdat zij alles hebben gedaan, overeenkomstig zijn wil. Maar anderen worden daardoor overvallen en zullen niet delen in de beloning en de feestvreugde. Zijn met klem uitgesproken waarschuwing is daarom: Waakt! Wees waakzaam! Ook zijn apostelen hebben daartoe opgeroepen. Zie: Matteüs 24:32-51; 25:1-30; Marcus 13:28-37; Lucas 12:35-48; 19:11-27; 21:29-36; 2 Petrus 3:10-14; 1 Johannes 2:28; Openbaring 16:15.
Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven