Christus in de Psalmen - Psalm 8
Psalm 8: Heerser over de schepping
Psalm 8 is een voorbeeld van een psalm waarvan misschien niet op het eerste gezicht duidelijk is dat hij over Christus spreekt. Onder andere uit de brief aan de Hebreeën weten we echter dat hij in Jezus in vervulling gaat, zodat we ook deze psalm mogen beschouwen als een profetie over Christus.
In Psalm 8 denkt David na over Gods almacht zoals hij die ziet in de schepping, en hij heeft daarbij Genesis 1 in gedachte. “heer, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde. U die aan de hemel uw luister toont” (Psalm 8:2). Vergeleken met het heelal, zoals hij dat aan de nachthemel ziet, lijkt de mens zo nietig: “Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door u daar bevestigd, wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt, het mensenkind dat u naar hem omziet?” (vs 4-5). David denkt verder na over die woorden in Genesis. God zei daar: "Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt." (Genesis 1:26). De mens kreeg dus het voorrecht toezicht te houden op Gods schepselen op aarde. Daarom vervolgt David, sprekend over de mens: "U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd: schapen, geiten, al het vee, en ook de dieren van het veld, de vogels aan de hemel, de vissen in de zee en alles wat trekt over de wegen der zeeën" (Psalm 8:6-9).
Het zijn deze laatste verzen die in Hebreeën 2 geciteerd worden. Dat de tekst daar iets anders is, komt doordat daar de Griekse vertaling van het Oude Testament is gebruikt, waar “bijna een god” is vertaald als “iets beneden de engelen”. Verder is in het Grieks “het mensenkind” letterlijk hetzelfde als de titel “Zoon des mensen” die Jezus zichzelf gaf. De schrijver past deze verzen dan toe op Jezus. En hij gaat ook verder dan je uit Genesis zelf op zou maken. Jezus heerst niet alleen over de lagere schepsels, maar ook over de mens. Vervolgens legt de schrijver uit dat wij nu nog niet zien dat alles aan Jezus onderworpen is: "dat alles aan hem onderworpen is, zien wij echter nu nog niet" (Hebreeën. 2:8). Dat is, volgens Hebreeën, iets dat ons nog te wachten staat. Ook de apostel Paulus past deze psalm overigens toe op Christus, in zijn brieven aan Korinte (1 Korintiërs 15:27) en Efeze. Die laatste ziet nu al een vervulling: "(God) heeft alles aan zijn voeten gelegd en hem als hoofd over alles aangesteld, voor de kerk, die zijn lichaam is, de volheid van hem die alles in allen vervult" (Efeziërs 1:22-23).
De boodschap van Psalm 8, volgens de schrijvers van het NT
Met deze aanvullende uitleg van het Nieuwe Testament zien we dat de centrale gedachte is dat God de mens heeft gesteld tot Koning over de aarde. Maar Adam en zijn afstammelingen zijn dat niet waardig gebleken. In hun plaats zal Christus over de aarde heersen, maar dan niet alleen over dieren, ook over mensen. Deze gedachte komen we ook in het Oude Testament al tegen, bijvoorbeeld in het beeld van Daniël 2 en in Daniël 7: In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens [letterlijk: ‘een zoon des mensen’ - zie de NBG'51]. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan. (Daniël 7:13-14). In het Nieuwe Testament wordt veel vaker over het Koninkrijk van Christus gesproken. Daar zien we het in twee betekenissen: een voorlopige vervulling in een nog ‘onzichtbare’ koning maar met ‘zichtbare’ volgelingen, en een definitieve vervulling als de Koning terugkeert “om het koningschap over Israël te herstellen”. Hij zal dan zijn volgelingen verzamelen om met Hem te regeren. De eerste betekenis zagen we in de brief aan de Efeziërs, de tweede in die aan de Hebreeën.
Conclusie
In deze Psalm 8 wordt gesproken over het koningschap van Jezus. Daarover zijn de schrijvers van het Nieuwe Testament duidelijk. Hij zal alle volken besturen en richten. Het beschrijft dus een heel letterlijke heerschappij op aarde. Aan de ene kant zien we in de woorden van Paulus aan Efeze dat wij in Jezus nu al een koning hebben die zijn “lichaam” (de gemeenten) aanstuurt. Aan de andere kant tonen de woorden aan Korinte, evenals de brief aan de Hebreeën, aan dat de volle reikwijdte van zijn koningschap nog niet bereikt is. Hij zal als koning naar de aarde wederkeren om letterlijk over alles te heersen en Gods vrederijk op te richten.
Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven