Start > Studies > Uitleg specifieke verzen > Romeinen 14:13
Romeinen 14:13 - Geeft uw broeder geen aanstoot of ergenis
Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven. (Romeinen 14:13)
De woorden ‘aanstoot’ en ‘aanstoot geven’ hebben in onze taal vooral de wat vage betekenis van ergernis opwekken bij je medemens, hem ‘tegen de haren instrijken’. Maar in de Schrift heeft het in principe een meer directe betekenis: er de oorzaak van zijn dat iemand zich ‘stoot’. De meest letterlijke vertaling is dan: struikelblok. In de Wet van Mozes vinden we het woord letterlijk zo:
Een dove zult gij niet vloeken en voor een blinde zult gij geen struikelblok leggen, maar gij zult voor uw God vrezen. (Leviticus 19:14, NBG’51).
Maar meestal wordt het toch wel figuurlijk gebruikt, zoals bij Jesaja:
(God zal voor u) de steen zijn, waaraan men zich stoot, de rots waarover de twee koningshuizen van Israël struikelen, de valstrik en het net waarin de inwoners van Jeruzalem verstrikt raken (Jesaja 8:14).
Het woord wordt hier gebruikt voor dat struikelen, maar we vinden in dit vers een aantal woorden bij elkaar, die in dit verband van belang zijn:
- Een steen waaraan men zich stoot
- Een steen of rotsblok waarover men struikelt (struikelblok)
- Een valstrik (gewoonlijk gebruikt voor het vangen van dieren)
- Een klapnet (gewoonlijk gebruikt voor het vangen van vogels)
Het Grieks gebruikt voor zulke attributen het woord skandalon. Dat duidt eigenlijk het stokje aan dat een val of klapnet doet dichtklappen wanneer je het wegtrekt, en vervolgens zo’n val of zo’n klapnet zelf. Een dier was dan gevangen en verspeelde zijn leven! Vanuit die consequentie kreeg het woord skandalon (en het werkwoord skandalizo) de overdrachtelijke betekenis van ‘ten val brengen’ (actief) of ‘ten val komen’ (passief). In het NT betekent het dan ‘tot zonde verleiden’ of ‘van het geloof afvallig maken’. En dat is een stuk ernstiger dan bij iemand wat ergernis veroorzaken.
In het NT vinden we dit begrip vooral bij Matteüs en Marcus en in de brieven van Paulus. Zo zegt Jezus in de bergrede bijvoorbeeld:
Als je rechteroog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna [de ‘gemeentelijke vuilverbranding’ van Jeruzalem] geworpen wordt (Matteüs 5:29).
De NBG’51 heeft hier: ‘tot zonde verleiden’. Dat klinkt al weer wat ernstiger dan ‘op de verkeerde weg brengen’. Maar eigenlijk zou je moeten vertalen ‘als het je ten val brengt’. En dat gaat heel wat verder dan een beetje irritatie.
Ook bij Paulus zien we dat, maar dan niet passief (ten val komen) maar actief (de oorzaak van iemand anders val zijn). In zijn 1e brief aan de Korintiërs heeft hij het over het eten van vlees dat eigenlijk aan afgoden was geofferd, maar dat vervolgens op de markten werd verkocht. Er liep in Korinte kennelijk een heftige discussie of dat nu wel of niet kon. De ene partij redeneerde dat die afgod om te beginnen helemaal niet bestaat, dus dat vlees is uiteindelijk maar gewoon vlees, en de andere partij zag dit als toch een deelnemen in afgodische praktijken en dus als volslagen ontoelaatbaar. Paulus richt zich dan eigenlijk uitsluitend tot de eerste partij, die in feite gelijk heeft. Maar hij betoogt dat het er helemaal niet om gaat wie gelijk heeft, maar om wat je bereikt met dat gelijk. Als dat tot gevolg heeft dat er iemand gesterkt wordt in de overtuiging dat het dienen van afgoden kennelijk toch niet zo ernstig is, en zo voor het ware geloof verloren gaat, zo ‘ten val komt’, ben je gewoon verkeerd bezig, of je nu gelijk hebt of niet. En daar zou het dus om moeten gaan:
Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is. Door zo tegen de broeders te zondigen, en hun geweten, indien het zwak is, te kwetsen, zondigt gij tegen Christus. Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft [NBV: ten val brengt], wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven (1 Korintiërs 8:11-13, NBG’51).
Waar het uiteindelijk om gaat is broederliefde. Maar als het alleen om wat ergernis ging, zou ook de andere partij bereid moeten zijn zich wat aan te passen. Zodra het echter gaat over mensen die van het geloof afvallig worden gemaakt, wordt het meteen bloedserieus: “Christus heeft - nota bene - met zijn leven betaald voor hun verlossing, en dat doe jij dan weer teniet omdat je zonodig dat vlees moet eten? Dat gaat je bij het oordeel zwaar aangerekend worden, broeder!” Dat is de ware achtergrond van dat woord skandalon.
Dit artikel (en de serie) is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.