Start > Taal > Bijbelse woorden > Pistis - Geloven
Bijbelse woorden: Pistis - Geloven
Definitie:
In de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) worden pistis en pisteuo voornamelijk gebruikt als vertaling van Hebreeuwse woorden afgeleid van de stam ‘mn’, die zoiets betekent als trouw of oprechtheid, en trouw zijn (zelf) of vertrouwen (van een ander). En daarom ook: geloof hechten aan iemand die je betrouwbaar acht. We kennen die stam verder nog van het woord ‘amen’ dat zoiets betekent als: zo zij het, en dat onveranderd is overgenomen in het Grieks van het Nieuwe Testament.
Achtergrond:
Het bijbelse woord ‘geloven’ kan voor ons sterk misleidend zijn. Voor ons is geloven ondergeschikt aan weten. ‘Ik geloof van wel’ betekent in feite; ‘ik ben er niet zeker van’. In de Bijbel is geloof de hoogste vorm van zekerheid: het duidt op een onwrikbare overtuiging. Wie zegt dat hij iemand gelooft, zegt dat hij ten volle overtuigd is van zijn betrouwbaarheid, en dat hij zonodig bereid is hem blindelings te vertrouwen, ondanks alle schijn van het tegendeel. Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte (Hebreeën 11:11, NBG’51).
Dit 11e hoofdstuk van Hebreeën leert ons veel over de betekenis van zulk geloof. “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” (Hebreeën 11:1, NBG’51). De NBV leest hier: “Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat wij niet zien”. Dit is de bijbelse definitie. De schrijver maakt zelf duidelijk wat onder dit geloof moet worden verstaan. Laten wij eens naar een paar voorbeelden kijken. God vertelde Noach dat er een grote vloed zou komen, en gaf hem opdracht een ark te bouwen tot redding van zijn huisgezin. Hoewel iets dergelijks nooit eerder was gezien, hechtte Noach geloof aan Gods woorden . Dat bleek uit zijn daden: hij bouwde die ark. Zijn vaste vertrouwen op Gods woord, en dus op Gods absolute betrouwbaarheid, legde de grondslag voor zijn redding. Het geloof overtuigde hem van de waarheid dat er een waterramp zou komen. Hij was overtuigd van iets dat hij met het fysieke oog nog niet kon zien (Hebreeën 11:7).
God vertelde Abraham dat hij een plaats zou beërven waar hij nog nooit was geweest. Abraham reageerde met onwrikbaar vertrouwen in de betrouwbaarheid van wat God zei, verliet zijn geboortegrond en vestigde zich in dat land. Het land waarin hij als vreemdeling vertoefde wordt “het land der belofte” genoemd. Abraham zag het land, was erfgenaam van dat land, maar het bezit ervan lag nog in de toekomst: tijdens zijn leven heeft hij het nooit bezeten (zelfs niet één voet daarvan volgens Stefanus: Handelingen 7:5). Toch verwachtte hij bij zijn dood nog steeds “de stad met fundamenten” (Hebr. 11:10). Hij zag die toekomstige samenleving op aarde door het oog van zijn geloof.
God droeg Abraham op zijn zoon Isaak te offeren, en Abraham kon die opdracht volbrengen, omdat hij er rotsvast van overtuigd was dat God zijn eerder gegeven belofte toch zou waarmaken: “Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen” (Hebreeën 11:17-18). Hij overwoog dat Gods woord absoluut betrouwbaar was, en dat moest betekenen dat God Isaak weer uit de dood zou terugbrengen, anders zou Hij die belofte niet waar kunnen maken. En in zekere zin is het ook zo gebeurd, zegt de schrijver.
Zulk rotsvast geloof kenmerkt ook de anderen waar de schrijver over spreekt, en dient de gelovigen te kenmerken in alle tijden, en dus ook ons! Zelfs wanneer die betrouwbaarheid alle schijn tegen heeft: niets zou ons aan het wankelen moeten kunnen brengen.
Pistis in de concordantie:
In het Oude Testament komt het Hebreeuwse aman ruim 100 x voor, waarvan ruim 50 x in de Septuaginta vertaald als pisteuo. Het Hebreeuwse emun of emunah komt ruim 50 x voor, in de Septuaginta ruim 30 x vertaald als pistis. In onze taal is het gewoonlijk vertaald met trouw zijn, vertrouwen, geloven en als trouw of oprechtheid. In het Nieuwe Testament komen pisteuo als pistis elk bijna 250 x voor. Van pisteuo vinden we de helft van deze gevallen in de evangeliën, maar van pistis vinden we ca. 90 % juist buiten de evangeliën. Gebruikelijke Nederlandse vertalingen zijn geloven en geloof.
Pistis in de brieven van Paulus aan Korinte:
Pistis komt in 1 Korintiërs in totaal 7x voor en in 2 Korintiërs ook 7x.
Pisteuo komt in 1 Korintiërs in totaal 9x voor en in 2 Korintiërs slechts 2x.
Paulus beklemtoont dat ons geloof niet moet rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God (1 Kor. 2:5). Deze wijsheid van God uitte zich in “Jezus Christus en dien gekruisigd” (v. 2,6-8). Het bijbelse geloof heeft een duidelijke inhoud: “indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof” (1 Kor. 15:14,15). In zijn tweede brief zegt hij: “door het geloof staat u vast” (2 Kor. 1:24). Het heeft “God behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven” (1 Kor. 1:21,22). Hij spreekt van de “Geest van het geloof” (2 Kor. 4:13) en voegt eraan toe: “gelijk geschreven staat (een verwijzing naar Psalm 116:10): Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken, geloven ook wij, en daarom spreken wij ook. Immers, wij weten, dat Hij, die de Here Jezus opgewekt heeft, ook ons met Jezus zal opwekken en met u vóór Zich stellen.” (v. 14).