Start > Taal > Bijbelse woorden > Basanizo - Pijnigen
Bijbelse woorden: Basanizo - Pijnigen
Definitie:
Het Hebreeuwse nasah komt in het OT voor als ‘op de proef stellen’. De Septuaginta (de Griekse vertaling van het O.T.) vertaalt het gewoonlijk met peirazo of ekpeirazo. Dat komen we in het N.T. tegen in de betekenis van ‘verzoeken’ of ‘op de proef stellen’, maar soms ook als ‘iets proberen te doen’. Het verwante woord peirasmos betekent steeds ‘verzoeking’ (door zonde). In Openbaring vinden we voor ‘op de proef stellen’ echter vrijwel uitsluitend het woord basanizo, dat in de Septuaginta nauwelijks voorkomt
Achtergrond:
Het woord basanizo (pijnigen), waar het hier om gaat, is afgeleid van basanos, toetssteen. Daarmee kon je goud beoordelen. Als je dat over een toetssteen kraste, kon je aan de streep die dat gaf, zien hoe zuiver het was. De basisbetekenis is daarom: op de proef stellen, de echtheid van iets controleren. Maar daarna ook: de echtheid van een verklaring ‘toetsen’ met een pijnbank, en dus: pijnigen of folteren. Dat woord basanizo, en het verwante basanismos (pijniging) komt in Openbaring 11 maal voor, in verschillende vertalingen. De eerste keer, in Op. 9:5, is het wel vertaald met pijnigen en pijniging. Uiteraard omdat daar sprake is van een steek als door een schorpioen. Maar feitelijk is het een verwijzing naar Mozes’ afscheidsrede in Deut. 8:11-16:
God leidde u veilig door die grote, verschrikkelijke woestijn … waar giftige slangen en schorpioenen huizen … om u op de proef te stellen, zodat hij u later zou kunnen zegenen.
Het Hebreeuwse woord voor ’op de proef stellen’ is nasah, wat de Septuaginta vertaalt met peirazo. Maar Openbaring gebruikt er het woord basanizo voor, met zijn dubbele betekenis van ‘pijn veroorzaken’ en ‘op de proef stellen’. Dat wijst erop dat dat beeld van ‘pijniging’ (alsof je door een schorpioen was gestoken) in de toepassing een beproeving is. Dat is een woordspeling die helaas niet in het Nederlands te vertalen is. God brengt met die ‘sprinkhanen’ de christelijke wereld zodanig in het nauw dat de inwoners de waarschuwing hadden moeten begrijpen en zich hadden moeten bekeren, maar ze doen dat niet en doorstaan dus die proef niet (Op. 9:20-21). Zo worden ze ook gepijnigd/beproefd door de twee getuigen in Op. 11, en opnieuw onder de naam Babylon in Op. 17/18: wat hun overkomt, had tot hun bekering moeten dienen, maar het voortdurende refrein is dat de mensen zich ‘toch niet bekeerden’.
In Op. 20 is die pijniging/beproeving verbonden met de ‘vuurpoel’. Vuur is in de Bijbel altijd een symbool van ofwel beproeving (in dit leven) of vernietiging (na het oordeel). Wat in die vuurpoel wordt geworpen, zijn het beest (een pseudo-christelijk rijk) en de valse profeet (Grieks: pseudoprofeet, een afvallige kerk), later nog gevolgd door de draak (alle van God afkerig menselijk streven) en uiteindelijk zelfs de dood en het dodenrijk. Dit zijn organisaties en abstracte begrippen, en het kan dus onmogelijk om letterlijk vuur gaan: dit is inderdaad een beeld van volkomen vernietiging. Bij Jezus’ wederkomst, of uiterlijk aan het einde van Zijn Koninkrijk, worden deze dingen voorgoed weggedaan; ze zullen nooit meer bestaan. Dit geeft dus een beeld van de volkomen vernietiging van al wat tegen God in gaat, en uiteindelijk van de tegen God gerichte menselijke mentaliteit zelf. Ze zijn ‘op de proef gesteld’ (getoetst), maar dat leidde niet tot bekering. Zij worden vernietigd in het vuur, omdat er geen herstel mogelijk bleek. Dat is een toetsing waarvan het resultaat definitief is, onomkeerbaar. ‘Dag en nacht’ zal duidelijk zijn dat zij de toetsing niet hebben doorstaan. Maar hun uiteindelijk lot is totale vernietiging, geen eeuwige foltering. De poel van vuur is daarvoor het beeld, maar de harde werkelijkheid is ‘de tweede dood’.
Basanizo in de concordantie:
Het Hebreeuwse woord nasah komt in het O.T. 36x voor. Het Griekse werkwoord (ek)peirazo komt in het N.T. 42x voor en het zelfstandig naamwoord peirasmos 21x. In Openbaring vinden we ze slechts 3x en 1x. De woorden basanizo en basanismos plus nog enkele verwante woorden, vinden we in het N.T. 22x, waarvan de helft in Openbaring. Ze worden meestal vertaald met ‘pijnigen’ of ‘pijn lijden’ en ‘pijniging’. Maar een enkele keer vinden we basanizo ook vertaald met ‘kwellen’, ‘teisteren’, of ‘zich aftobben’.
Bazanizo in het boek Openbaring:
Eeuwige ‘pijniging’ vinden we alleen vermeld in Op. 14:11 en Op. 20:11. Het beeld in 14:10-11 legt een koppeling met Jes. 34:8-10, dat ook spreekt van legers die zijn opgetrokken tegen Jeruzalem. De uitdrukking voor ‘eeuwig’ is echter: ‘dag en nacht’. In Op. 12:10 worden de getrouwen ‘dag en nacht’ aangeklaagd door hun zonden, maar in 7:15 zijn zij verlost door het offer van Christus, en vereren zij na Diens wederkomst God, ‘dag en nacht’. In 14:11 lezen we dat de afvalligen geen deel zullen hebben aan de ‘rust’ die is weggelegd voor de ‘getrouwen’; de rook van hun ‘beproeving’ zal ‘dag en nacht’ opstijgen, als waarschuwing aan alle volgende generaties. Dat ‘geen rust vinden’ staat in direct contrast met de doden die ‘in de Here sterven’, die wel kunnen rusten van hun inspanningen (vs 13). Dat ‘dag en nacht’ verwijst voor beide categorieën naar hun eindbestemming, die definitief zal zijn. Het is ‘de rook van hun toetsing’, die eeuwig opstijgt, net als in Jes. 34:10. Ook van Sodom en Gomorra wordt gezegd dat zij liggen “onder een straf van eeuwig vuur” (Judas 7). Maar daar is nu geen vuur meer. Wat Judas bedoelt, is dat het effect van dat vuur eeuwig is, dus definitief. Dat heeft te maken met de manier waarop de Bijbel omgaat met het woord ‘eeuwig’ (zie pag. 24/25). Datzelfde wordt hier alleen maar iets anders verwoord met die eeuwig opstijgende rook, die we opnieuw tegenkomen in het geval van Babylon in Op. 19:3.