Broeders in Christus

Lucifer: de confrontatie met God

Kortgeleden vroeg iemand ons: “Waar in de Bijbel kan ik vinden dat ‘Lucifer’ de naam is van de duivel?” Het antwoord is verrassend: nergens! Maar waar komt die naam dan vandaan? Vondel heeft er nota bene een heel toneelstuk aan gewijd; dat moet toch ergens op zijn gebaseerd? Dat klopt, en het is een boeiend verhaal.

Het boek Daniël verhaalt ons een rechtstreekse confrontatie tussen de Babylonische koning Nebukadnezar (en zijn opvolgers) en de God van de Joden. Nebukadnezar was op dat moment de machtigste man van de gehele antieke wereld. Hij stamde uit de Chaldeeën, een klasse die alle wereldse wijsheid belichaamde. Met zijn ‘machtige’ goden Bel en Marduk achter zich, voelde hij zich ook in macht ver verheven boven dat kleine, zwakke Joodse volk, en wat hij zag als hun ‘stamgod’. Hij had dat Joodse volk immers in ballingschap naar Babel kunnen voeren. God gaat die confrontatie aan en zet daarbij als zijn ‘kampioen’ (voorvechter) Daniël in, en zijn drie vrienden.

Het boek Daniël beschrijft ons een viertal confrontaties, drie met Nebukadnezar zelf, en één met een latere opvolger, Belsassar. En elke keer moet de Babyloniër erkennen dat Daniëls God machtiger is dan hijzelf. De ene keer had de koning vooraf gepocht: ‘Welke god zal jullie uit mijn handen kunnen redden?’ (Daniël 3:15), en God toonde hem dat Hij dat was. De andere keer had hij gepocht: ‘Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit?’ (Daniël 4:30), en werd hij vervolgens vernederd: “totdat u erkent dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat en dat hij bepaalt aan wie hij het verleent” (Daniël 4:25). En de laatste koning kreeg tenslotte te horen: “God heeft de dagen van uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt; u bent gewogen en te licht bevonden; uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven” (Daniël 5:26-27). God maakte op dat moment een einde aan het kortstondige bestaan van het Nieuw-Babylonische Rijk. De Perzen, die het veroverden, lieten de Joden weer naar huis terugkeren.

We vinden dit terug in Jesaja 13 en 14. Hoofdstuk 14 vertelt de Joden: “En jullie zullen het volgende spotlied op de koning van Babylonië aanheffen: ‘Het is gedaan met die slavendrijver, gedaan met zijn dwingelandij.” In dit spotlied wordt hij beschreven als de man die zich met God wilde meten, maar die, net als zijn voorgangers, eindigde in het ‘dodenrijk’. Die begroeten hem daar met de spottende woorden:

“O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen. Overwinnaar van alle volken, hoe smadelijk lig je daar geveld. Je zei bij jezelf: Ik stijg op naar de hemel, boven Gods sterren plaats ik mijn troon … Ik stijg op tot boven de wolken, ik evenaar de Allerhoogste. Nee! Je daalt af in het dodenrijk, in de allerdiepste put.” (Jesaja 14:12-15)

‘Morgenster’ heeft betrekking op de planeet Venus: nog duidelijk te zien wanneer de opkomende zon alle andere sterren al overstraalt (planeten werden toen nog gezien als sterren), en die als het ware de confrontatie met de zon tracht aan te gaan. Venus wordt hier echter aangeduid met een ongebruikelijk Hebreeuws woord helel, afgeleid van halal, dat ‘stralen’ betekent, maar ook ‘pochen’. Het woord helel betekent dus ‘de stralende’, maar ook ‘de pocher’: een feitelijk onvertaalbare woordspeling. De Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, vertaalde het woord met heosforos, ‘brenger van de dageraad’. Dat is verwant met fosforos, ‘drager van licht’ (ons woord fosfor is daar van afgeleid). De Latijnse Bijbel van de middeleeuwse kerk, de Vulgata, vertaalde dat weer met lucifer, eigenlijk een vertaling van fosforos.

Maar in de loop van de geschiedenis hebben mensen, die geen idee hadden waar dat deel van Jesaja over ging, gemeend in hoofdstuk 14 een bevestiging te zien van het verhaal over een aartsengel die in opstand was gekomen tegen God, en die vervolgens ‘uit de hemel was gegooid’ en nu rondgaat als de duivel. Dat verhaal is eigenlijk nergens in de Bijbel te vinden (Openbaring 12:9 gaat ook over iets anders), dus dat lag misschien ook wel voor de hand. En omdat het gewone volk geen Latijn kende, is men dat woord Lucifer geleidelijk aan gaan opvatten als de naam van die aartsengel, en dus van de duivel. Maar zoals Jesaja ons duidelijk vertelt, gaat het over de koningen van Babel. Want zij waren het die zich trachtten te meten met de God van Israël.

Bijbelcitaten uit de NBV

Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven