Broeders in Christus

Wat betekent 'God berouwde' over iets?

Het Hebreeuwse woord waar het hier om gaat, is nacham. Het komt bijna 100 maal voor in het OT, in de NBG’51 ruim 30 maal vertaald met iets als ‘berouw’ of ‘berouwen’ en ruim 60 maal met iets als ‘troost’ of ‘troosten’. Opvallend is echter dat het in het eerste geval meestal over God gaat, en in het tweede geval meestal over mensen. Alsof God wel berouw zou kennen, maar mensen niet.

De grondbetekenissen van het Hebreeuwse woord zijn:

  • van gedachten veranderen
  • betreuren

Daarvan afgeleide betekenissen zijn dan:

  • er nu anders over denken: er, bij nader inzien, twijfels over hebben
  • spijt of berouw hebben
  • smart lijden
  • medelijden hebben of tonen
  • troosten, bemoedigen

Naar onze mening heeft het woord ‘berouw’ in de meeste gevallen dan ook een veel te sterke morele betekenis. Een goed voorbeeld vinden we in Exodus 13:17: “God leidde (het volk) niet op de weg naar het land der Filistijnen, hoewel deze de naaste was; want God zeide: Het volk mocht eens berouw krijgen, wanneer zij in strijd gewikkeld werden, en naar Egypte terugkeren”. Het gaat hier niet om een morele inkeer: God overweegt dat als het volk meteen tegen moeilijkheden aanloopt, het die hele uittocht ineens niet meer zo zal zien zitten. Zij zouden op slag last krijgen van koudwatervrees en maar liever weer willen omkeren. Dit is duidelijk ‘van gedachten veranderen’, ‘er, bij nader inzien, twijfels over gaan hebben’. Iets meer morele lading lijkt het woord te hebben bij Jeremia: “Ik [God] heb Efraïm horen klagen: Gij hebt mij getuchtigd … bekeer (shub) mij, dan zal ik mij bekeren (shub), want Gij, Here, zijt mijn God. Want nadat ik tot inkeer (shub) ben gekomen, heb ik berouw (nacham) gekregen” (Jer. 31:18-19). We zien hier dat inkeer en berouw niet identiek zijn, want het eerste gaat vooraf aan het tweede.

Dat woord shub betekent: ‘omkering’. Letterlijk staat er dus niet meer dan: ‘Doe mij omkeren, dan zal ik mij omkeren, want nadat U mij hebt doen omkeren ben ik een nieuwe weg ingeslagen. Het is dus in de grond een heel letterlijk beeld. Zij gaan de verkeerde weg en vragen God hen op de goede weg te leiden. Pas wanneer wij dat toepassen krijgt het een morele component.

In het geval van God is het nog zwakker bedoeld. God komt zeker niet tot een vorm van morele inkeer, maar het kan zelfs niet zo zijn dat God van gedachten verandert omdat het Hem zou zijn tegengevallen. Wat we zien is dat God ons lessen wil leren, en dat Hij daarom, in Zijn omgang met de mens, allerlei wijzen van aanpak uitvoert, zoals wij die zouden kiezen (let op: niet probeert, want Hij weet wat het resultaat zal zijn), om zo de mens leren dat die geen van alle tot het gewenste resultaat leiden. Dat moet ons ervan overtuigen dat alleen Zijn oplossing werkt. Het woord nacham vertelt ons in zulke gevallen dat God ‘besluit’ dat het zo wel genoeg is, en dat de tijd gekomen is voor de volgende fase van Zijn plan, dus dat Hij van nu af een nieuwe weg inslaat. Dit is het einde van dit ‘experiment’, dus deze les, en begint de volgende. Wanneer we het gebruik van het woord nacham in verband met God nagaan, blijkt dat het steeds te maken heeft met het bereiken van zo’n keerpunt: het vertelt ons dat voor God de tijd gekomen is om een nieuwe richting in te slaan.

Het is dus alleen maar het feit dat de vertalers, om vrij onduidelijke redenen, het woord ‘berouw’ gekozen hebben, dat ons op het verkeerde been zet. Dit woord ‘berouw’ heeft in onze taal veel te veel morele lading, die het in het Hebreeuws zelden heeft. Het feit dat nacham in de NBG’51 in slechts drie gevallen met ‘berouw’ is vertaald als het om mensen gaat (waar morele inkeer in principe wel mogelijk is, maar waar dat desondanks ook daar toch niet is bedoeld, zie bovenstaande voorbeelden), geeft al aan dat de morele betekenis daar niet voorop staat. Hoeveel te minder dan voor God.