Start > Studies > Begrijpend zingen > Psalm 56/59 - Wees mij genadig, o God … Red mij van mijn vijanden
Psalm 56/59 - Wees mij genadig, o God … Red mij van mijn vijanden
In uw kerkelijk liedboek staan waarschijnlijk bovenaan of onderaan elk lied - of soms ook in een apart register - de naam van de auteur en/of componist, de naam van de melodie, en eventueel nog andere gegevens, die ons helpen de woorden en de muziek beter te waarderen. Ook bij vele psalmen in de Bijbel staan bovenaan - meestal als vers 1 van de psalm - gegevens die ons iets vertellen van de achtergrond en stijl van de psalm.
Neem, bijvoorbeeld, de psalmen 56 t/m 59: de auteur was David; het zijn psalmen “voor de koorleider”. Dat wil zeggen geschreven om opgenomen te worden in de erediensten van het volk Israël, onder leiding van de Korachieten, die de verantwoordelijkheid hadden voor muziek en zang. Daarbij staat ook nog vermeld: “Een kleinood”, waarmee waarschijnlijk een psalm tot overdenking (of “tot lering”, 60:1) wordt bedoeld. Maar staat er iets over de muziek?
Uit de tijd van David is weinig bekend van de muziek: geen notatie, alleen nog de namen van sommige melodieën, en af en toe de vermelding van de instrumenten voor de begeleiding - bijvoorbeeld “Bij snarenspel” (54:1; vgl. 57:9). Van Psalm 56 is de naam van de melodie bekend: “Op de wijze van: De duif op verre terebinten”. Waar slaat dat op? Joodse commentatoren menen dat de woorden betrekking hebben op de toestand van Gods volk, toen zij uit het land verdreven werden. Er zou hier zelfs een weerklank kunnen zijn van de vorige psalm: “O, had ik vleugelen als een duif … ver zou ik heenvlieden” (55:7). Na zoveel eeuwen is de betekenis niet meer met zekerheid vast te stellen. Maar in ieder geval moet dit in die tijd een bekende melodie zijn geweest. Hetzelfde geldt voor de psalmen 57-59, waar boven staat: “Op de wijze van: Verderf niet”.
Waar makkelijker achter te komen is, zijn de omstandigheden waarin David zich bevond. Daarbij helpen ons de verwijzingen naar andere Bijbelpassages. Zo verwijst in mijn Bijbel een kanttekening bij 56:1 naar 1 Samuël 21:10,11; bij 57:1 naar 1 Samuël 22:1; 24:3; en bij 59:1 naar 1 Samuël 19:11. Het is de moeite waard deze passages op te zoeken; dan begrijpen wij waarom David het steeds over zijn benauwdheden heeft: “Zij loeren op mijn leven … Ik echter bezing uw sterkte” (59:4,17).
Willen wij deze psalmen begrijpend zingen? Dan slaan wij de inleidende woorden niet over, maar zoeken steeds de achtergrond daarvan op!