Start > Studies > Het optreden van Jezus > De geboorte van Jezus
De geboorte van Jezus
Lezen: Lucas 1:26-56
Een eeuwenlang verwachte geboorte
Hebben uw ouders u ooit verteld hoe zij maandenlang naar uw geboorte uitkeken? Hoe vaak zij, en ook uw grootouders, met elkaar praatten over uw komst? Zou het een meisje of een jongen worden? Welke naam zouden zij deze bijzondere persoon geven? Spannende maanden waren dat!
In het geval van de Here Jezus waren het niet alleen enkele familieleden die naar zijn geboorte uitkeken maar heel veel mensen, overal in het land Israël en zelfs in het buitenland. Bovendien hadden zij niet slechts enkele maanden maar zelfs honderden jaren op zijn komst gewacht. Zij maakten zich niet druk over de kleur van zijn ogen of haar, maar hadden veel belangstelling in wat Hij zou doen. Na zeshonderd jaar onder buitenlandse heersers te hebben geleefd, zou het volk Israël eindelijk weer een eigen koning hebben. Die zou hen bevrijden van die gehate Romeinse soldaten die het land bezet hielden en Israël tot het middelpunt maken van Gods wereldwijde Koninkrijk.
Hoe wonderlijk het voor ons ook mag zijn, het was vooral God die naar de geboorte van zijn Zoon uitzag. Lang vóór de schepping van de wereld had Hij besloten dat Hij de Vader zou zijn van zijn eigen eniggeboren Zoon. Een wezen anders dan al de engelen bij Hem. Geen schepsel, zoals wij mensen zijn, maar “de weerspiegeling van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn karakter”. En Hij besloot ook dat deze Zoon geboren zou worden met een aardse moeder. Van het begin af heeft God dan ook gesproken van de komst van zijn Zoon. Hij vertelde Eva dat Hij uit haar nakomelingen zou voortkomen en zei ook dat Hij de zonde in de mensen zou overwinnen, evenals iemand met een dodelijke trap zijn hak op de kop van een slang zet. Hij vertelde Abraham dat één uit zijn nakomelingen geboren zou worden, die een zegen zou zijn voor alle volken. Hij vertelde koning David dat uit zijn koninklijke lijn een bijzondere Koning zou voortkomen die voor altijd over de hele aarde zou regeren.
Vele van de dingen die God over Hem vertelde, waren voordat Hij kwam moeilijk te begrijpen. Bijvoorbeeld, Hij zou eerst veel lijden en zelfs sterven om de zonden van mensen weg te nemen. Maar aangezien de Messias, dat wil zeggen gezalfde koning — zoals men de Zoon van God noemde — tot in eeuwigheid zou leven, hoe zou Hij dan kunnen sterven? God zei tegen David: “Ik zal een Vader voor hem zijn en hij voor Mij een Zoon”. Hij zei ook door de profeet Jesaja: “Zie, de maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren”. Maar niemand had hieruit begrepen dat Gods Zoon geen aardse vader zou hebben. Wat de gelovigen in Israël wel begrepen, was wat Hij doen zou. Geen Romeinse soldaten meer in het land, om hen te vertellen wat zij doen moesten en wat zij niet mochten. Geen heidense koning meer, maar de Zoon van David die overal recht en vrede zou brengen. Zij wisten dat Hij in Betlehem geboren zou worden. Zij wisten ook dat Hij uit de koninklijke stam Juda zou komen uit de lijn van koning David.
Maria was een meisje dat in Galilea woonde. Kwam de gedachte wel eens in haar hoofd op dat zij misschien de eer zou hebben, moeder van de Messias te worden? Want zij was zelf uit de lijn van David. Bovendien was zij de verloofde van de man die, als Israël nog steeds koningen gehad zou hebben, op de troon te Jeruzalem zou zitten. Maar er was een grote moeilijkheid: zij woonde in het kleine dorp Nazareth in het noorden van het land, waar haar verloofde een bedrijf als timmerman had. De Messias zou echter in Betlehem geboren worden, want dat had één van Israëls’ profeten duidelijk verteld: “Uit jou, Betlehem in Efratha, te klein om tot Juda's geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor Mij over Israël zal heersen...Zij zullen veilig wonen, want...hij brengt vrede”.
Bezoek van de engel Gabriël
Op een dag kreeg Maria bezoek van Gods engel Gabriël. Tot haar grote verbazing en vreugde vertelde hij dat God haar gekozen had om moeder te worden van zijn Zoon. Dus zou zij inderdaad de moeder van de lang beloofde Messias zijn. Gabriël sprak hier bijna op dezelfde manier over als God bijna zevenhonderd jaar eerder deed door de profeet Jesaja: “Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen”.
Voor Maria, die een zeer goede kennis van de boeken van Israëls profeten bleek te hebben, was dit allemaal heel duidelijk. Maar eerst, dacht ze, moest zij natuurlijk met haar verloofde Jozef gaan trouwen. Maar nu komt de grote verrassing. Jozef zou niet de vader van haar Kind zijn! Later zijn zij inderdaad ouders geworden van enkele kinderen, drie jongens en tenminste een paar dochters. Maar de Vader van Jezus zou God in de hemel zijn:
“De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God”. Zij was dus de maagd, die de moeder zou zijn van Gods enige Zoon.
Gabriël had ook ander verrassend nieuws voor Maria. Haar oude tante Elisabeth en haar man Zacharias, die nooit kinderen hadden gehad, zouden binnenkort een kind krijgen, een zoon. Sinds de geboorte van Isaäk, de zoon van Abraham, twee duizend jaar geleden, was er niet meer zoiets gebeurd! Het is daarom begrijpelijk dat Maria besloot zo spoedig mogelijk naar Elisabeth te gaan. Wat zouden zij veel hebben om over te praten! Allebei waren zij zeer dankbaar voor Gods goedheid en zouden dan ook alles doen voor de opvoeding van zijn zo kostbare geschenken.
Het Kind Jezus
Hoe heeft Maria, bij terugkomst in Galilea drie maanden later, dit alles aan Jozef verteld? Of het nu door een brief was of in een gesprek, de gedachte dat Maria, zijn verloofde, een zoon verwachtte voordat zij getrouwd waren, was voor hem heel schokkend. Daarom heeft Gods engel in een droom tot hem gesproken, met dezelfde boodschap als aan Maria. Zij zal de moeder zijn van Gods Zoon, geboren uit de heilige Geest. Maar Jozef mag niet afzien van het voorgenomen huwelijk met Maria, en moet straks goed zorgen voor het Kind: “Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus”. De naam Jezus in de Griekse taal van het Nieuwe Testament, is dezelfde als de Hebreeuwse naam Jozua in het Oude Testament, en betekent ‘De Here is Redder'.
We kunnen ons best voorstellen hoe Jozef meteen naar Maria toeging, om haar te vertellen wat Gabriël gezegd had. Wat waren ze bijzonder blij dat hun huwelijk door kon gaan! En wat een enorme taak kregen zij samen, om Gods Zoon op de allerbeste manier op te voeden. We kunnen ons voorstellen hoe zij hierover in het geheim hebben gepraat. ‘En wij moeten Hem Jezus noemen' vertelde Jozef haar ernstig, zich nu voor het eerst bewust van de grote verantwoordelijkheid die God op zijn schouders legde. ‘Dat weet ik al', zei Maria zachtjes met een glimlach, ‘Gabriël heeft dit ook tegen mij gezegd. Het Kind zal ons allen redden'. Dus waren ze er allebei zeker van dat Gods engel inderdaad met hen gesproken had. Er bleef echter een groot probleem. De profeet Micha had zo duidelijk verteld dat de Messias geboren zou worden in Betlehem, een dorp in Judea, dichtbij Jeruzalem heel ver weg in het zuiden. Hoe zou dat kunnen? Want Maria en Jozef woonden in Nazareth, een dorp op een heuvel in Galilea, waar hij zijn timmermansbedrijf had. Hadden zij hier zelf iets aan moeten doen? Maar wat konden ze doen om te zorgen dat het Kind in Betlehem geboren zou worden? Plotseling komt het bericht waardoor zij weten hoe God hun probleem gaat oplossen. Er wordt door heel het land meegedeeld dat keizer Augustus in Rome een volkstelling aankondigde.
Augustus was de eerste keizer over het Romeinse rijk — wat hij ‘de hele wereld' noemde. Hij wilde weten hoeveel mensen er in zijn rijk waren en waar zij vandaan kwamen. Dus moest iedere man ingeschreven zijn in de stad waar zijn ouders vandaan kwamen. Omdat de ouders van Jozef in Betlehem hadden gewoond moest hij daarheen reizen. Natuurlijk wilde hij op deze tijd Maria niet achterlaten, want het Kind kon elk ogenblik geboren worden. Dus gingen ze samen de reis van ongeveer drie dagen van Nazareth naar het dorp Betlehem maken, voorbij de grote hoofdstad Jeruzalem.
De schemering duurt niet lang in het land Israël, en de sterren aan de hemel waren te zien voordat Jozef en Maria Betlehem hadden bereikt. Het dorp was al overvol met mensen die evenals zij daarheen waren gereisd om ingeschreven te worden. Er bleek geen plaats in een herberg beschikbaar te zijn waar zij konden verblijven. Er is voor Maria en Jozef alleen ruimte waar op andere tijden de dieren waren gestald. Daar wordt het Kind geboren. Maria legde het Kind Jezus, de Zoon van God, in een kribbe waar men gewoonlijk hooi voor de dieren deed. De Koning van alle koningen komt de wereld binnen in uiterst bescheiden omstandigheden. Zo ging de woorden, die de profeet Micha zevenhonderd jaar eerder sprak, in vervulling.
Wie waren de eersten die hoorden dat de Messias van Israël was geboren? Niet Herodes, de koning over de Joden, of Augustus, die vanuit Rome over de wereld rondom de Middellandse Zee regeerde, of de Joodse leiders in Jeruzalem. Het waren herders, die in de nachtelijke uren zorgden voor hun kudde schapen op de velden rondom Betlehem. Zij schrokken bij het zien van een engel in stralende heerlijkheid, met het wonderlijke bericht: “Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de Messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt”. Plotseling verschenen vele andere engelen in stralende heerlijkheid en loofden God met het lied: “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft”. In de stad vonden de herders wat de engelen hadden gezegd, en hebben vast en zeker aan anderen verteld dat hen engelen God verschenen waren en dat zij het Kind in de kribbe hadden gezien.