Start > Studies > Het optreden van Jezus > Van Galilea naar Jeruzalem
Van Galilea naar Jeruzalem
Lezen: Lucas 14:25-35
Terugblik op Jezus’ arbeid in Galilea
Stel dat u leefde in de tijd toen de Here Jezus werkzaam was in Galilea. U hebt Hem vaak gezien, als Hij van de ene plaats naar de andere trok. U hebt geluisterd naar zijn gesprekken met zijn discipelen, en op sabbat naar zijn toespraken in de synagoge, maar ook daarbuiten, op andere dagen van de week. Wat zou op u de grootste indruk hebben gemaakt? Op de avond voor zijn kruisiging voerde Jezus een laatste gesprek met zijn discipelen. Hij wist dat de meeste Joden niet in Hem geloofden als de beloofde Heiland. En Hij vertelde hoe verdrietig Hij hierover was: “ze zouden niet schuldig zijn als ik niet bij hen had gedaan wat niemand anders ooit heeft gedaan”. Wie had ooit een man, die achtendertig jaar ziek was geweest, zomaar met een paar woorden helemaal genezen? Zoals de blindgeborene zei, toen Jezus hem van zijn blindheid had genezen: “Dat de ogen van iemand die blind geboren is geopend worden - dat is nog nooit vertoond”! Ja, dat was zo. Niemand ging teleurgesteld weg, omdat Jezus niet in staat was iets voor een zieke te doen. Mensen rondom Jezus stonden verbaasd over, en waren geweldig onder de indruk van wat Hij kon doen, en zeiden: “Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken”.
De grote wonderen die Jezus deed, bestonden niet alleen uit genezing van zieken. We hebben geleerd hoe Hij eens meer dan vijfduizend mensen te eten gaf van vijf broden en twee vissen. Iedereen mocht zoveel eten als hij of zij wilde, en toch bleven er vele brokken over! Bij een latere gelegenheid deed Jezus weer zo’n wonder, en voorzag die keer vierduizend van voedsel. Om nu niet te spreken over de hevige storm op het Meer van Galilea, die Jezus met het bevel: “Zwijg, wees stil!” gestild heeft. Hoe heeft Jezus zulke geweldige wonderen kunnen doen? Doordat zijn Vader Hem bij zijn doop in de rivier de Jordaan de kracht van de heilige Geest gaf. Dit is wat God lang van tevoren, door zijn profeten in Israël, beloofd had. In zijn dorpssynagoge in Nazareth las Jezus eens de woorden van Jesaja voor: “De Geest van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd.” En Jezus zei dat die belofte toen in vervulling was gegaan. Waarom deed Jezus zulke wonderen? Om te laten zien dat Hij de beloofde Heiland en Koning was. Want toen de profeten in Israël vertelden dat God van plan was zijn Koninkrijk op aarde te stichten, onder de heerschappij van Christus, hebben zij gezegd dat de Koning zieken en gehandicapten zou genezen. Wat Jezus in Galilea op kleine schaal deed, was een voorteken van wat Hij zal doen wanneer Hij over alle landen zal regeren. “Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten.” Soms hebben zijn wonderen nog extra betekenis. In het stillen van de storm bijvoorbeeld kunnen we zien wat er zal gebeuren als Christus terugkomt. De huidige wereld, met al haar oorlogen en conflicten en strijd, lijkt op één van die woelige stormen op het Meer. Maar wanneer Christus zijn machtige woord: “Zwijg stil’ uitspreekt zal Hij kalmte en vrede in de wereld brengen.
Jezus heeft niet alleen wonderen gedaan, die niemand anders ooit gedaan heeft, Hij sprak ook als geen andere profeet in Israël. Soms wilde Hij zijn luisteraars aan het denken zetten door gelijkenissen te vertellen, die leken op heel eenvoudige verhaaltjes. Maar zó eenvoudig waren ze niet; het waren diepzinnige doordenkers! Wat velen niet konden begrijpen, was waarom, als Hij de beloofde Koning van Israël was, Hij in Galilea rondtrok, in plaats van naar Jeruzalem te gaan om de Romeinse bezetters uit stad en land te jagen en Zichzelf uit te roepen als de Wereldkoning. Daarom sprak Jezus van een zaaier die overal zaad strooide om daardoor een oogst te kunnen binnenhalen, en van vissers die een net door de zee trokken om vis te vangen. Jezus en zijn discipelen zijn gelijk aan zaaiers en maaiers. Zij moeten eerst velen tot Christus’ Koninkrijk roepen, opdat zij daarin eeuwig leven zullen mogen ontvangen. Overal moesten er uitnodigingen rondgebracht worden - ook nu in deze tijd. Alleen dan zal het beloofde Koninkrijk komen.
Waarom wilden de meeste Joden toch niet in Jezus geloven? In de eerste plaats omdat zij op een Koning wachtten die hen zou bevrijden uit de macht van de Romeinse bezetters. Zij zagen niet uit naar een profeet en geneesheer, maar naar een machtige Koning die zijn volk zou bevrijden. En in de tweede plaats omdat zij niet bereid waren te leven volgens de strenge regels die Jezus leerde. Voor Jezus was dit alles zeer pijnlijk. “Daarop maakte hij de steden waar bijna al zijn wonderen hadden plaatsgevonden, het verwijt dat ze niet tot inkeer waren gekomen”. De tijd kwam dus, dat Jezus zijn discipelen vertelde dat Hij binnenkort in Jeruzalem zou sterven. Hij vertelde ook in een gelijkenis, dat Hij dan naar zijn Vader in de hemel zou gaan en later zou terugkomen. We hebben gezien hoe vaak Jezus tegen het einde van zijn verblijf in Galilea over zijn terugkomst sprak, wanneer Hij zou verschijnen met grote macht en heerlijkheid. Hoe meer we Jezus leren kennen hoe meer we naar zijn wederkomst zullen uitzien. Wat is het heerlijk te weten dat de wereld van nu, met al haar vluchtelingen en hongersnood en oorlogen en terreur en ongeloof, binnenkort tot een einde komt. Dan zal iedereen leren dat God leeft en dat zijn Zoon Christus Jezus de Wereldkoning is. En daarom bidden we: “laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.”
Lezen: Johannes 11:1-44
De opwekking van Lazarus
Toen Jezus regelmatig naar Jeruzalem ging om de Joodse feesten te vieren, kon Hij logeren bij een familie in Bethanië die Hem erg lief was. Bethanië was een dorp achter de Olijfberg, drie kilometer ten oosten van Jeruzalem. Daar woonde een man, die Lazarus heette, met zijn twee zusters, Martha en Maria.
Het was voor Jezus gevaarlijker dan ooit om naar Jeruzalem te gaan. Midden in de maand december, vier maanden vóór zijn kruisdood, waren de Joden in de tempel zo boos op Hem geworden, dat zij stenen pakten om Hem te vermoorden. En omdat ook Galilea niet veilig was, en zijn arbeid daar gedaan was, ging Hij naar de streek aan de andere kant van de rivier de Jordaan. De mensen die daar woonden hadden zo ook de gelegenheid naar Jezus te luisteren en genezen te worden, of de genezing van anderen te zien. Terwijl Jezus daar was, kwam er een bode van Martha en Maria uit Bethanië, om Hem te laten weten dat Lazarus ernstig ziek was. Natuurlijk wisten de twee zusters dat Jezus hen heel graag wilde helpen, en zonder het Hem ronduit te vragen vertrouwden zij erop dat Hij zou komen, of misschien hun broer met een woord vanuit de verte genezen. Want zij zouden hebben gehoord dat Jezus zoiets al eerder had gedaan. In ieder geval was Bethanië binnen één dag te bereiken. Jezus wist, toen Hij de boodschap hoorde, dat Hij een belangrijk wonder in Bethanië zou doen. Of zijn Vader in de hemel Hem had verteld wat er zou gebeuren, weten we niet. Hij zei tegen zijn discipelen dat Lazarus sliep en dat Hij daarheen zou gaan om hem uit de slaap te wekken. Zij dachten dat goed rusten juist datgene was wat hij nodig had om te herstellen, maar dat bedoelde Jezus niet. Hij zei: “Lazarus is gestorven,en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen.” In plaats van meteen naar Bethanië te lopen bleef Jezus nog twee dagen waar Hij was. Toen Hij daarna tegen zijn discipelen zei: “Laten we dan nu naar hem toe gaan”, vreesden zij het ergste over wat de Joden in Jeruzalem zouden doen. Thomas mompelde: “Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.”
Vóórdat Jezus in Bethanië aankwam, wisten de dorpelingen al dat Hij daarheen onderweg was. Zij gingen Hem tegemoet met het droevige bericht dat Hij te laat was: Lazarus was al lang overleden. Martha ging ook naar Jezus toe en zei tegen Hem: “Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat God u alles zal geven wat u vraagt.” Waarop Jezus zei: “Je broer zal uit de dood opstaan.” Martha zei: “ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.” Maar Jezus zei tegen haar: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?” Het zou dus niet nodig zijn, dat Jezus bij iedere opwekking uit de doden de hulp van zijn Vader zou vragen, want God zou zijn Zoon de macht schenken, zelf mensen uit de doden op te wekken. “Ja Heer” zei Martha. Zij kon niet weten wat Jezus zou doen. Zij had zeker gehoord dat Hij enkele keren iemand die gestorven was tot het leven had teruggebracht. Maar er waren nu vier dagen voorbijgegaan sinds de dood van Lazarus, zodat het te laat was nog iets voor hem te doen. Martha verzekerde Jezus dat zij een diep geloof in Hem had. Vol verwachting snelde ze naar huis om Maria te vertellen dat Jezus op haar wachtte. Toen zij bij Jezus kwam viel zij aan zijn voeten en zei, door haar tranen heen, wat Martha ook al gezegd had: “Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!”
“Waar hebben jullie hem neergelegd?” vroeg Jezus aan de Joden die rond Hem stonden. Zij gingen met Hem mee, en terwijl zij rond het gaf stonden beval Jezus hen: “Haal de steen weg!” Martha dacht dat ze dat toch maar beter niet konden doen, maar Jezus zei tegen haar: “Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?” Iedereen rondom het graf staarde Jezus aan. Ze zagen Hem naar de hemel kijken en hoorden zijn gebed. Toen keek Hij naar het graf en riep heel hard: “Lazarus, kom naar buiten!” Binnen in het graf was alles zo donker dat je niets kon zien. Toen zagen al die mensen bij het graf Lazarus met moeite langzaam naar de opening schuifelen, want bij zijn begrafenis had men hem, zoals dat gebruikelijk was, vastgebonden. “Maak de doeken los en laat hem gaan” sprak Jezus weer. Met grote vreugde en bewondering werd Lazarus naar huis gebracht. De gedachte dat hij dagen in het graf gelegen had, zal hem een schok hebben gegeven.
Velen van de Joden die dit wonder hadden gezien, geloofden in Jezus als de allergrootste Profeet die God ooit gezonden had. Maar er waren anderen die dat toch niet wilden geloven. Zij gingen terug naar Jeruzalem en vertelden de autoriteiten wat Jezus had gedaan. Het gevolg was dat zij de Joodse Raad bij elkaar riepen, en daarin werd toen besloten Jezus te doden. Wat een verschrikkelijk plan, en dat alleen omdat Jezus een gestorven mens weer tot leven had gebracht! En ze dachten er zelfs over ook Lazarus te doden, omdat het wonder van zijn opwekking een grote indruk op de mensen had gemaakt, en iedereen dus naar hem toe zou gaan om te vragen wat er nu precies was gebeurd! Zo zou het verhaal van wat Jezus had gedaan bij steeds meer mensen bekend worden, en zouden er steeds meer achter Jezus aan gaan.
Jezus had al eerder gezegd: “er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden.” Met het opwekken van Lazarus liet Jezus het bewijs zien, dat wat Hij zei waar is: Hij is de opstanding en het leven. En dit zal binnenkort blijken, als Hij terugkomt en al Gods kinderen uit hun lange doodsslaap wakker maakt.