Broeders in Christus

Genezingen en toespraken

Lezen: Marcus 1:21-45 en Matteüs 5:1-16

In de synagoge van Kapernaüm

Reconstructie synagoge uit de Romeinse tijdKort nadat Jezus vanuit Nazareth naar Kapernaüm was verhuisd ging Hij op de sabbat naar de synagoge. Daar sprak Hij de aanwezigen toe, en zijn toespraak was zo indrukwekkend, dat één van de luisteraars er zo opgewonden van raakte dat hij ineens schreeuwde: “Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazareth? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God”. Zo'n man zou in deze tijd in een inrichting zitten, of tenminste iedere dag pillen moeten slikken om hem kalm te houden. Maar in die tijd waren er geen inrichtingen voor mensen die geestelijk gestoord waren. De populaire mening was dat zo'n mens bezeten was door een ‘demon’, een soort geest. Jezus wist dat dit niet zo was, maar wat voor zin zou het hebben gehad om uit te leggen wat hem mankeerde? Stelje voor dat je naar de dokter zou gaan met vreselijke buikpijn, en de dokter je een wetenschappelijke verklaring zou geven over de oorzaak van buikpijn? Wat je wilt is een medicijn, om je zo gauw mogelijk beter te maken. Jezus had geen medicijn, maar wel iets veel beters: de kracht van Gods Geest om met een woord iemand te genezen. En dat deed Hij in de synagoge, toen deze mens de dienst verstoorde met zijn luid geschreeuw. Na de dienst ging Jezus naar het huis waar twee van zijn discipelen woonden, Petrus en zijn broer Andreas. De bedoeling was om daar te eten, maar toen bleek dat de schoonmoeder van Petrus, die voor het huishouden zorgde, geveld was door hoge koorts. Jezus ging naar haar toe, waar zij op een matras lag, hield haar hand vast en genas haar.

Iedereen wil naar Jezus toe

Ongetwijfeld hebben ze hier tijdens het eten steeds weer over gepraat, en Jezus keer op keer gedankt voor deze genezing! Maar stel je nu eens voor wat voor gesprekken er op die namiddag in vele andere huizen in Kapernaüm werden gevoerd! De een zei: ‘Weet je wat er vanochtend in de synagoge gebeurde?’ Een ander vraagt: ‘Wie is deze Jezus die hier uit Nazareth is gekomen? Men zegt dat Hij een timmerman was, maar heb je ooit zoiets wonderlijks meegemaakt? Hij hoefde alleen maar te spreken en Hij genas die man.’ En toen moesten zij ineens denken aan hun lieve kind dat al vanaf zijn geboorte verlamd is, moeder die al lang te ziek is om voor hen te zorgen of boodschappen te doen, opa die haast niet kan lopen en soms kreunt van de pijn, en nog vele anderen familieleden en kennissen. Ziekenhuizen, poliklinieken, artsen en verpleegsters hadden ze in die tijd niet, en ook niet veel goede medicijnen. In een stad als Kapernaüm waren er velen die genezing nodig hadden. En toen kwam er in iemands hoofd een idee op, niet in één familie, maar blijkbaar in vele: we brengen onze zieken naar Jezus toe! We hebben gezien dat Hij vandaag bij de vissers Petrus en Andreas logeert. Natuurlijk nu niet, want het is sabbat. Maar zo gauw de sabbat bij zonsondergang eindigt, gaan we naar Hem toe. Het lijkt zo te zijn dat velen op dezelfde gedachte waren gekomen: Jezus kan onze zieke genezen. Zo gebeurde het dat op die avond velen hun zieken, door de nauwe straten van de stad, naar Jezus brachten. Marcus schreef hierover: “s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en dreef veel demonen uit …”. We hebben gezien dat de profeten in Israël hadden gezegd dat in Gods Koninkrijk de zieken zouden worden genezen. Ook Matteüs vertelt ons in zijn evangelie over deze avond, waarop Jezus vele zieke mensen in Kapernaüm genas: “opdat in vervulling ging wat gezegd werd door de profeet Jesaja: ‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen’” Jesaja zag op deze plaats in zijn boek uit naar de komst van de Knecht van de Here, Jezus Christus. Hij zou veel medelijden hebben met de zieken.

Een melaatse

Onder de vele zieke mensen in het land waren er die niet zomaar naar Jezus toe konden gaan. Ze leden aan melaatsheid, een vreselijke ziekte, die het arme slachtoffer verbood in een stad te wonen. Hij mocht geen hoofddoek dragen, moest iets over zijn mond hebben, en zou iemand dichtbij hem komen, dan moest hij hem waarschuwen door te roepen: ‘Onrein! onrein!’ Maar hij mocht wel de dienst in de synagoge bijwonen, als hij tenminste de eerste was die daar aankwam en de laatste die zou vertrekken, en in een hokje apart van alle anderen zat. Tegen alle regels in kwam zo'n melaatse eens een stad binnen, en ging door de straten naar Jezus toe. Hij had blijkbaar veel gehoord over Jezus’ kracht waarmee Hij mensen kon genezen, maar hij was er niet zeker van of Jezus bereid was iets voor hem te doen. Dus zei hij tegen Jezus: “Als U wilt, kunt U mij rein maken.” Toen Jezus hem zag had Hij medelijden met hem en zei: “Ik wil het, word rein.” Hij raakte hem aan, wat normaal gesproken niemand zou doen, want door de aanraking werd je zelf ook onrein. Toen zei Jezus tegen hem dat hij dit aan niemand mocht vertellen, en stuurde hem meteen weg, met de strenge instructie dat hij direct naar de priester in de tempel in Jeruzalem moest gaan - een reis van tenminste een week - en een offer brengen, volgens het voorschrift in de wet van Mozes. In plaats van zijn mond te houden, vertelde de man aan iedereen wat er was gebeurd. Geen wonder dat steeds meer mensen naar Jezus toegingen, zoveel dat Hij een tijdje niet openlijk een stad kon binnengaaan, vanwege de massa’s mensen die naar hem toestroomden. Maar wat zouden de priesters in Jeruzalem denken als een melaatse bij hen kwam, en vertelde hoe hij van het ene op het andere moment door Jezus van Nazareth genezen was? Volgens de Joodse leraars was de genezing van een melaatse even moeilijk als iemand die gestorven was weer tot leven brengen. Zij wisten wie deze Jezus was, want zij hadden Hem al eerder ontmoet toen Hij naar Jeruzalem ging en ook daar vele wonderen deed. En zij zouden later veel, veel meer van Hem horen en in de tempel de gelegenheid hebben Hem te ontmoeten.

Genezingen en lessen

Jezus had thuis in Kapernaüm kunnen blijven, zodat de mensen naar Hem toe zouden moeten gaan. In plaats daarvan liep Hij van de ene stad, of het ene dorp, naar een volgend(e). Hij zei eens: “De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.” Zou jij het leuk vinden niet te weten waar je vanavond gaat slapen? Voor Jezus was dat soms onder de sterren! Al had Jezus geen vast adres, toch gingen velen uit het hele gebied rondom Galilea naar de plaatsen waar zij Hem konden vinden. Matteüs vertelt ons: “En grote groepen mensen volgden hem, uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea en uit het gebied aan de overkant van de Jordaan.” Jezus was de allerbeste arts die de wereld ooit heeft gekend. Er was geen medicijn of langdurige behandeling nodig. Hij hoefde alleen met zijn handen iemand aan te raken, of zelfs maar een paar woorden te spreken, om zieke mensen te genezen. Maar Hij wilde niet al zijn tijd gebruiken om mensen te genezen. Want vroeg of laat komt iedereen toch te overlijden en wat dan? Jezus wilde mensen leren te doen wat God wil. Want dan zouden ze, wanneer Hij terugkomt, weer tot leven komen en voor altijd in zijn Koninkrijk leven.

Jezus leert zijn discipelen hoe zij moeten leven
Omdat het altijd zo druk om Hem heen was, ging Jezus eens een heuvel op waar velen zouden kunnen zitten luisteren. Hij wilde hen vertellen wat zij moesten doen om in de toekomst zijn Koninkrijk binnen te gaan. Wat Hij toen zei, noemt men de Bergrede. Hij begon met te vertellen wie de gelukkigste mensen zijn - het woord ‘zalig’ betekent hier gelukkig. Dat is niet de mens die alles doet om geld, of een goede baan, of een groot huis te krijgen. Want er komt een dag waarop je alles aan anderen moet overlaten, en wat houd je dan over? De mens die echt gelukkig is, is hij of zij die in de toekomst Christus' Koninkrijk zal binnengaan. Zo zei Jezus bijvoorbeeld: “Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land (de aarde) bezitten.” Er zullen dan in de wereld geen dieven en drugsverslaafden, geen oorlogen en moord zijn. Gods kinderen zullen gelukkig onder elkaar zijn. Het zijn de mensen die nu al leren zachtmoedig te worden, die daar zullen zijn.

Jezus’ discipelen zijn als zout en licht

Mensen die Jezus willen volgen zijn anders dan anderen. Jezus zei tegen hen: “Jullie zijn het zout van de aarde.” In die tijd waren er geen koelkasten of diepvriezers om vlees goed te bewaren. Aan de oever van het Meer van Galilea was een dorp, waar men de vis die gevangen werd met zout inwreef om bederf te voorkomen. Het zijn Gods kinderen die voorkomen dat de wereld gaat ‘bederven’.

Jezus zei ook: “Jullie zijn het licht in de wereld.” Zonder Gods kinderen is de wereld een duistere plaats, waar niemand kan zien waar hij heengaat. Sommige dingen die Jezus zei, zijn héél moeilijk om te doen. Bijvoorbeeld: “Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen”

Heb je op school of je werk een goede vriend of vriendin? Wat leuk om met zo'n iemand te kunnen werken, studeren en praten! Maar wees eerlijk, is er ook iemand met wie je helemaal niet goed kunt opschieten, met wie je nooit omgaat? Wat doe je dan? Achter zijn of haar rug roddelen? Bij hem of haar uit de buurt blijven? Het is gemakkelijk vriendelijk en gelukkig te zijn bij mensen van wie we houden. Maar hoe zit het dan met anderen? De Here Jezus heeft niet gezegd dat wij van nare mensen moeten houden. Want hoe kan je echt houden van iemand die boos op je wordt en altijd gemeen doet? Dat is waar, maar wij kunnen - nee, we moeten - altijd vriendelijk zijn, nooit iets kwaads zeggen of doen. Wat voor zin heeft het de Bijbel te lezen, lessen op de zondagsschool te volgen, Bijbelstudies te houden, als wij de rest van de tijd onbeleefd en onvriendelijk zijn, als we boos worden en doen wat we zelf willen? Moeilijk? Ontzéttend moeilijk, niet alleen voor kinderen maar ook voor volwassenen. Maar een discipel van de Here Jezus moet leren iedereen lief te hebben; en hoe eerder we daarmee beginnen hoe beter.