Start > Bijbel > Inhoud van de Bijbel > Genesis > Structuur Genesis - deel 2
De structuur van Genesis - deel 2
De vorige keer zagen we al dat slechts 1/6 van het boek Genesis handelt over de voortijd (de wereld vóór de aartsvaders) en 5/6 over die aartsvaders. Maar zoals het tabelletje (wat globaal) aangeeft, is ook dat niet gelijk verdeeld. Van zo’n globale telling leer je veel. De grootste nadruk ligt kennelijk op Abraham, Jakob en Jozef; aan Isaak wordt maar weinig aandacht besteed. De resterende hoofdstukken gaan over Esau, de niet-gekozen zoon (Genesis 36), en over Juda en Tamar (Genesis 38). De conclusies die je hier meteen al uit kunt trekken, zijn:
- Blijkbaar heeft het verhaal rond Abraham, Jakob en Jozef de meeste betekenis voor ons begrip van wat later (na Genesis) zal volgen. En die betekenis vinden we dan kennelijk in hun levensloop, of de ontwikkeling daarvan.
- Isaak leefde een zelfde soort leven als Abraham, en wellicht is dat de reden dat we over hem veel minder lezen. Wat we wel lezen is een tweetal daarvan afwijkende gebeurtenissen; kennelijk hebben die ons dus nog wel iets aanvullends te vertellen.
- In het geval van Jakob is het verhaal gesplitst. Het eerste deel loopt tot aan de vermeende dood van Jozef en het tweede deel begint wanneer hij verneemt dat Jozef nog leeft. Ook dat zal dus een bepaalde betekenis hebben.
- Daarnaast spelen alleen Esau en Juda nog een klein rolletje. Ook het weinige dat we over hen vinden zal dan dus nog wel een bepaalde betekenis hebben, maar dat slaan we hier nu maar even over.
Abraham
Bij Abraham vinden we meteen al het sleutelthema van Genesis: vertrouwen op God. Abraham moest zijn vertrouwde omgeving verlaten en naar een land gaan dat hij niet kende, omdat God hem dat opdroeg. We spraken al van het wonen in tenten i.p.v. in steden achter beschermende muren (dit artikel). Toch maakt Abraham in het begin nog fouten. Hij vertelt een paar keer dat Sara zijn zuster is i.p.v. zijn vrouw, uit angst te zullen worden gedood door een machthebber die haar zelf tot vrouw wil hebben. Beide keren bezorgt hem dat problemen waar God hem weer uit moet redden. Maar hij leert ervan. Wanneer God hem een eigen zoon belooft, hoewel dat menselijk gesproken niet (meer) kan, is hij eerst weer te snel met een eigen oplossing met behulp van Sara’s slavin. Dat leidt opnieuw tot problemen. En wie ziet dat de Arabieren afstammen van Ismaël (en het Joodse volk van Isaak) beseft dat de moeilijkheden niet tot die tijd beperkt zijn gebleven. Wanneer hij dan uiteindelijk toch die eigen zoon heeft van Sara zelf - die zoon van wie de vervulling van al de beloften die God hem in zijn leven heeft gedaan zou afhangen - en God hem dan vraagt om juist die zoon ten offer te brengen, aarzelt hij geen moment meer, maar gaat al vroeg in de morgen op weg om dat uit te voeren (Genesis 22:3). Tegen die tijd heeft hij geleerd volledig op God te vertrouwen. Hoe absurd Gods opdracht ook lijkt, hij vertrouwt er nu op dat alles op de een of andere manier toch wel goed zal komen (vgl. Hebreeën 11:17-18).
Dat lange verhaal dat we in Genesis over hem vinden, toont ons daarom hoe God met zijn kinderen werkt, geduld heeft, ze stap voor stap leert op Hem te vertrouwen, en ze zo traint voor een functie in zijn komende Koninkrijk. We zien hoe hij, aan wie God het hele land Kanaän beloofd had, na Sara’s dood een stukje land moet kopen (nog tegen een schandalig hoge prijs ook) om haar te kunnen begraven. En we horen geen woord van protest. We zien de uiterste zorgvuldigheid waarmee hij een vrouw zoekt voor die beloofde zoon (Genesis 24 is ruimschoots het langste hoofdstuk van Genesis!). Maar ook hoe de knecht, die de erfgenaam zou zijn geweest als Isaak niet was geboren (Genesis 15:2), de opgedragen taak in volledige loyaliteit uitvoert; dat tekent die knecht, maar — als het ware door zijn ogen — ook de meester die hij heeft leren waarderen.
Isaak
Over Isaak lezen we maar twee dingen: dat hij, de rondtrekkende veehouder, probeert zich als permanente landbouwer te vestigen in de kustvlakte (Gen 26), wat kennelijk niet Gods bedoeling was. God zegent zijn oogst, maar juist daarom keren de Filistijnen zich tegen hem en jagen hem weg. Blijkbaar was dit toch teveel de weg van Lot. We lezen daarbij ook nog hoe ook hij zijn vrouw probeert voor te stellen als zijn zuster. Kennelijk leert hij toch wat moeilijk van de vorige generatie. De andere gebeurtenis betreft het doorgeven van de zegen aan zijn zoon. Het contrast met zijn vader zou nauwelijks groter kunnen zijn.
Waar Abraham zich beijverde zoveel mogelijk naar Gods maatstaven te handelen bij het verzekeren van de erfopvolging (bij hem het vinden van een partner voor zijn zoon) lijkt Isaak volledig te handelen naar eigen voorkeur. Ondanks Gods aankondiging dat Jakob de erfgenaam zou zijn (25:23) geeft Isaak toch de voorkeur aan zijn andere zoon, en volgens het verhaal, omdat zijn liefde door de maag gaat. Maar we zien ook dat Rebekka, die die godsspraak toch had ontvangen, niet naar haar echtgenoot toegaat om hem daar op aan te spreken: ze geeft de voorkeur aan een daad van bedrog. Dat spreekt van gebrek aan geloof, maar het vertelt ons ook dat de innige geliefden van destijds (24:67; 26:8) intussen kennelijk ernstig uit elkaar waren gegroeid. De oorzaak daarvan wordt ons niet verteld, en is dus kennelijk als zodanig voor ons niet van belang, maar de les is duidelijk dat van zo’n situatie alleen maar ellende komt. Toch wordt Isaak in het NT zonder voorbehoud genoemd in het rijtje aartsvaders. Deze korte schetsen kunnen ons dus onmogelijk een compleet beeld geven van de man Isaak. Het doel is niet zijn aanvaardbaarheid voor God, maar de lessen die wij uit zijn fouten kunnen leren.
Jakob
Jakob krijgt in Genesis duidelijk de meeste aandacht. Eerst zien we hem als de man van de eigen oplossingen, die prima zijn eigen boontjes lijkt te kunnen doppen. Maar als hij naar Haran moet vluchten, krijgt hij te maken met zijn oom Laban, die nog veel bedrevener is in het soort trucjes waar Jakob zo goed in was. Alleen door Gods hulp vertrekt Jakob tenslotte als rijk man (31:38-42). Maar voordat God hem weer binnenlaat in Kanaän moet hij eerst erkennen dat God, en niet hijzelf, zijn leven bestuurt (32:24-31). De fouten van zijn periode in Haran reizen echter met hem mee. Er heerst een bittere rivaliteit tussen zijn beide vrouwen, vooral van de zijde van Rachel, die kennelijk is overgedragen op hun zoons. En wanneer de zo aantrekkelijk ogende Rachel is gestorven en de minder spectaculaire, maar duidelijk meer godvruchtige Lea de leiding over de huishouding kan overnemen is het al veel te laat: de zoons zijn intussen volwassen en gaan hun eigen, niet altijd even godvruchtige, weg. Dat eindigt in een tragedie voor Jakob, wanneer zijn zoons hem voorliegen dat zijn lievelingszoon Jozef is omgekomen.
Dat verhaal krijgt een vervolg wanneer die zoons hem zo’n 15 jaar later moeten opbiechten wat er werkelijk is gebeurd. Door een hongersnood dwingt God hem dan het ‘beloofde’ land verlaten om naar Egypte gaan, wat Hij al door Jozef had voorbereid. Daaraan voorafgaand zien we eerst weer even de oude Jakob, met zijn eigen oplossingen. Maar eenmaal in Egypte en bij Jozef, beseft hij dat alles zo door God is geleid, en hij aanvaardt wat er is gebeurd. Hij beseft nu duidelijk dat God alles in de hand heeft en zijn beloften waar maakt, wat er ook gebeurt; er is geen mens op aarde die daar invloed op zou kunnen hebben. Bovenal beseft hij nu dat al zijn eigen trucjes om die belofte te beërven hem alleen maar ellende hebben gebracht, maar dat God juist die ellende heeft gebruikt om zijn eigen plannen te doen slagen. En we zien dat vooral wanneer hij de zegen die hem, ondanks al zijn listen, nooit zelf ten deel viel, toch in vol geloof doorgeeft aan de zonen van Jozef (48:19). Juist dat is het moment dat de schrijver aan de Hebreeën selecteert als het moment waarop hij bij uitstek zijn geloof toont (Hebreeën 11.21, een verwijzing naar Genesis 47:31). En het valt op hoe de man die zijn vader bedroog toen die de zegen wilde doorgeven, zelf nu de uiterste zorgvuldigheid in acht neemt wanneer hij die weer doorgeeft aan de zonen van Jozef. Nu is hij ten volle overtuigd en pas nu is hij van Jakob (‘bedrieger’) werkelijk Israël (strijder Gods) geworden. En hij sterft niet als een verbitterde man die nooit heeft gekregen wat hij najaagde: vol geloof geeft hij opdracht hem in Kanaän te begraven (49:29), want God zal zijn beloften zeker gestand doen.
Jozef
En dan is er tenslotte nog Jozef, iemand die velen niet eens tot de aartsvaders zouden rekenen. De lievelingszoon van zijn vader, door zijn broers uit hun leven verwijderd, ver van die vader volwassen geworden als een slaaf, iemand zonder rechten, maar door Gods ingrijpen opgeklommen tot de hoogste positie na de koning zelf. Uiteindelijk wordt juist hij degene die zijn familie redt van de ondergang die dreigt vanwege de hongersnood die is gekomen. Ver weg van zijn familie, als rechteloos man in een vreemd land, onschuldig veroordeeld en in de gevangenis geworpen, heeft hij, veel meer dan de anderen, moeten leren geloof te hebben, en te vertrouwen op God. En dat heeft hij geleerd. Tweemaal moet hij zijn broers ervan verzekeren dat hij niet van plan is wraak op hen te nemen (45:5 en 50:19-21) omdat hij beseft dat dit alles zo door God is geleid. Daarmee toont hij dat hij meer nog dan die anderen volledig beseft hoe de ware verhoudingen liggen. Maar hij dwingt zijn broers tegelijkertijd wel degelijk om kleur te bekennen en te tonen waar hun loyaliteit uiteindelijk ligt. Pas wanneer zij hun schuld belijden en erkennen dat zij van Gods kant niet beter verdienen, en zich bovendien bereid tonen desnoods alles op te geven als dat nodig is om hun vader een nieuw drama te besparen, maakt hij zich aan hen bekend.
Naast de Jozef die hij zelf was, is hij echter ook een ‘beeld’ van de komende Christus: aanvankelijk door de zijnen verworpen, maar uiteindelijk door hen erkend en hun redder geworden, maar ook die van de ‘hele wereld’ (41:57). Daarover is er nog een speciale studie in de serie “Christus in het OT”, dus daar gaan we nu niet dieper op in. Maar meer nog dan de anderen toont juist hij ons dat een vast vertrouwen op God de sleutel is van de boodschap van Genesis. Juist dat is de sleutel die Mozes zijn volk, na hun uittocht uit Egypte, met dit boek Genesis meegeeft als de sleutel die zij nodig hebben voor hun toegang tot het beloofde land. En die hij daarmee ook ons aanreikt.