Start > Bijbel > Mensen in de Bijbel > Ontmoeting met Jefta
Ontmoeting met Jefta
Jefta (zijn naam betekent God opent) één van de richters van Israël afkomstig uit de landstreek Gilead, ten oosten van de Jordaan. Zijn moeder was een prostituee. Zijn halfbroers verachtten hem daarom, en na de dood van zijn vader stootten zij hem uit. Zij wilden de erfenis niet met hem delen. Zonder inkomsten trok hij rond. Mannen die geen plek in de maatschappij hadden, sloten zich bij hem aan. Iets wat later ook bij David het geval was. Ze leefden van plunderingen. Jefta bleek een bekwaam leider en krijgsman te zijn. Gilead behoorde eerst bij de Ammonieten, maar de Israëlieten hadden hen daaruit verdreven. De Ammonieten willen het nu weer heroveren. Omdat de Gileadieten geen goede krijgsman hebben, denken zij aan Jefta. ‘Kom terug wees onze aanvoerder’ (Richteren 11:6). Maar Jefta zegt: ‘Uit minachting hebt u mij verdreven. En nu u in het nauw zit komt u tot mij?’ (7) Dan doen zij hem een belofte: Jefta mag aan het hoofd van heel Gilead staan als hij strijdt tegen de Ammonieten. Zo wordt hij leider over het volk. Eerst probeert hij het langs de diplomatieke weg, maar dat mislukt. Maar Jefta weet dat de HEER bij hem is, en Hij wordt gegrepen door Zijn Geest (29). Voordat hij uittrekt doet hij een belofte aan de HEER: ‘Als u de Ammonieten aan mij uitlevert, zal het eerste dat uit mijn huis komt voor u zijn; dat zal ik als brandoffer aan u opdragen’ (31). Jefta wint de strijd en gaat naar zijn huis. Met dans en muziek wordt hij verwelkomd; voorop loopt zijn dochter, zijn enig kind. Weg is de vreugde. De betekenis van zijn gelofte dringt tot hem door: hij moet zijn dochter afstaan aan de HEER. Haar reactie getuigt van haar geloof: ‘… u moet met mij doen zoals u beloofd hebt’ (36). Zij zal haar verdere leven wijden aan de HEER. Jefta laat ons zien dat wij geen beloften moeten doen, aan de HEER of aan anderen, waar we niet goed over nagedacht hebben. Ook hij toont een groot geloof en brengt zijn gelofte ten uitvoer (39). In Hebreeën 11:32 komen we hem nog een keer tegen tussen de geloofsgetuigen.