Broeders in Christus

Waarom zonden belijden als Jezus voor onze zonden gestorven is?

Het is nuttig eerst iets dieper in te gaan op de begrippen verlossing en vergiffenis. De eis die eigenlijk aan ons wordt gesteld, is dat wij in het geheel niet zondigen. Alleen absolute volmaaktheid maakt ons aanvaardbaar voor God. Helaas is alleen Jezus er in geslaagd die volmaaktheid te tonen. De overige mensen slagen daar niet in, en hebben daarom verlossing nodig. De openbaring van Gods verlossingsplan maakt duidelijk dat wij op bepaalde voorwaarden toch kunnen worden aangenomen, en zo ontkomen aan de dood die wij eigenlijk zouden verdienen. En dat het verlossingswerk van Christus daar een grote rol bij speelt. Maar het basisprincipe is en blijft dat zonde onacceptabel is voor God.

Met andere woorden: van ons wordt gevraagd dat wij ons uiterste best doen die volmaaktheid van Jezus, op zijn minst zo goed mogelijk, te benaderen. Maar wanneer wij daarin tekort schieten, is het niet een kwestie van ‘game over’ (zoals onder de wet van Mozes strikt genomen het geval was), en zelfs niet van ‘terug naar af’ en opnieuw beginnen (zoals in sommige andere religies, zoals het boeddhisme), maar kunnen we vergiffenis vragen en verder gaan. De bedoeling is dan uiteraard wel dat wij van onze fouten leren, en wel degelijk naar dat voorbeeld van Christus toegroeien.

Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn dat wij gewoon ons eigen leven leiden, en de rekening daarvoor door Christus laten betalen. Zijn verlossingswerk is geen vrijbrief om onze eigen gang te gaan. Waar wij tekort schieten, mogen (!) we ons beroepen op de verlossing die Hij tot stand bracht, maar dat is geen verkregen recht. Christus betaalt als het ware onze schulden, maar dit betekent wel dat wij niet de vrijheid hebben om bewust nieuwe schulden te maken, omdat de rekening toch al zou zijn voldaan.

Dit houdt in dat wij, wanneer we toch weer in de fout zijn gegaan, in elk geval bereid moeten zijn te erkennen dat het fout was. En dat kunnen we alleen maar doen door onze zonde te belijden. En de tweede eis is, dat wij onze uiterste best moeten doen om herhaling te voorkomen. En dit op zijn beurt vergt dat wij ons bewust zijn van onze fouten. En niets maakt je zo goed bewust van je fouten als de noodzaak ze te belijden. Anders gaan we maar denken dat het allemaal wel meevalt. Jacobus raadt ons zelfs aan die fouten te belijden tegenover elkaar (Jakobus 5:16), hoeveel te meer aan God.

De Schrift vertelt ons dat we radicaal moeten veranderen. We moeten al onze menselijke neigingen achter ons laten, en ons zo volledig mogelijk richten op het voorbeeld van Jezus. En die verandering moet zo radicaal zijn, dat het ons wordt voorgesteld als het worden van ‘een nieuwe mens’ (Efeziërs 4:22-24), of van een opnieuw geboren worden (Johannes 3:3). Dat kan alleen wanneer we ons voortdurend bewust zijn van wat we nog verkeerd doen, waar we nog tekort schieten, en wat er dus beter moet. En zelfs wanneer we in dit leven nooit die volmaaktheid van Jezus zelf zullen bereiken: we moeten wel groeien, we moeten er wel steeds dichter in de buurt komen. Dat is een leerproces; en we leren het snelst van onze fouten. We herkennen onze fouten alleen wanneer we gedwongen worden die te erkennen, niet in de laatste plaats tegenover onszelf. Maar wanneer we al niet bereid zijn die toe te geven tegenover God, dan hebben we smoezen genoeg om ze te ontkennen tegenover onszelf. Vandaar.

Daarom: ja, onze schulden worden ons kwijtgescholden, en de rekening daarvoor is al voldaan. Maar we hebben geen carte blanche om dan maar onze gang te gaan; we kunnen niet op pad gaan met Jezus’ creditcard op zak. We zullen voor elke nieuwe schuld weer met het schuldbriefje bij God langs moeten gaan, en nederig vragen of dat misschien weer afgeboekt mag worden. Op zijn minst leren we ons dan te schamen voor ons gedrag. Dat klinkt misschien allemaal erg negatief, en in werkelijkheid zal het effect ook veel positiever zijn: we bouwen een relatie op, die we anders niet zouden hebben. Maar we moeten nooit de vergissing maken dat zonde sinds Christus’ kruisdood niet serieus meer is. Dat is die wel. In Gods ogen is zonde nog steeds bloedserieus. En het belijden daarvan maakt ons daar beter dan wat dan ook van bewust.

Nog een laatste opmerking over het feit dat Jezus Zijn discipelen het ‘Onze Vader’ leerde, toen Hij ‘nog op aarde’ was. Uit zijn woorden blijkt dat Hij hier was om de Zijnen voor te bereiden op het nieuwe Verbond en het nieuwe tijdperk dat komen ging. Het lijkt daarom niet logisch te verwachten dat Hij Zijn discipelen een ‘nieuw gebed’ zou leren, dat enkele jaren later alweer achterhaald zou zijn. We mogen er daarom van uitgaan dat dit gebed een patroon bevat, dat door alle eeuwen heen van belang blijft.