Start > Bijbel > Dieren/bomen in de Bijbel > De haan
De haan
In de Bijbel wordt de haan alleen in het Nieuwe Testament met zekerheid genoemd. Want volgens de Nieuwe Bijbel Vertaling wordt hij in het Oude Testament ook wel genoemd in de lijst van dieren met een voorname tred in Spreuken 30, maar de NBG ‘51 spreekt daar van windhond. Deze vertaling komt meer overeen met de betekenis van het Hebreeuwse woord: “met lendendoek opgeschort”, d.w.z. klaar om te rennen. Omdat een haan zo statig rondparadeert, geven wij hem het voordeel van de twijfel en zullen wij hem wat nader bekijken.
Hanen zijn vechtlustige vogels, die elkaar te lijf gaan totdat er een zogenaamde pikorde ontstaat. Hun territorium bakenen ze af door te kraaien. En dat gebeurt bij voorkeur, zoals wij allemaal weten, bij zonsopgang! Dat is zo’n vaste gewoonte, dat de Romeinen de derde wacht van de nacht hanengekraai noemden. En dat hanengekraai speelde in het verhaal van de verloochening van Petrus een profetische rol. In de bovenzaal zei de Meester tegen hem: “Ik verzeker je: juist jij zult me vannacht, nog voor de haan tweemaal gekraaid heeft, driemaal verloochenen” (Marcus 14:30). De trots van de haan stelde de trots van Petrus voor, die beweerde zijn Heer nooit te zullen verloochenen.
De haan komt oorspronkelijk uit India, en werd pas in de vijfde eeuw voor Christus naar het land Palestina gebracht. Als de schrijver van Spreuken 30 het inderdaad over de haan had, dan waren dergelijke vogels misschien in de hoven van Salomo te bewonderen. Want eens in de drie jaar kwam zijn handelsvloot uit India binnen met o.a. pauwen en apen (1 Koningen 10:22). De prachtige kleuren van zijn verenkleed zou de haan tot een aantrekkelijke aanwinst maken.
Het kukeleku van de haan is voor ons een oproep om wakker te worden. Ook in geestelijke zin, want de Here Jezus waarschuwde zijn discipelen: “Wees dus waakzaam, want jullie weten niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds, of midden in de nacht, of bij het eerste hanengekraai, of ’s morgens vroeg. Laat hij jullie niet slapend aantreffen wanneer hij plotseling komt” (Marcus 13:35-36).