Lucas 16:25 - Jij hebt je deel van het goede al tijdens je leven ontvangen
Toen de rijke in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. (Lucas 16:23-25)
In de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus wijst Jezus op een misverstand waarin velen, ook in latere tijden, voortdurend blijven geloven. Het misverstand namelijk dat iemand die rijk is, kennelijk door God is gezegend, en dus wel een goed mens moet zijn, terwijl iemand die arm is, kennelijk niet is gezegend, en dus wel van alles verkeerd zal hebben gedaan. Dat misverstand is al zo oud als de wereld, maar kennelijk onuitroeibaar.
Jezus’ leer in Lucas 15 en 16
In deze gelijkenis stelt Jezus het heel zwart-wit: de rijke man van deze gelijkenis heeft zijn volledige beloning al in dit leven ontvangen, terwijl de bedelaar Lazarus tijdens zijn leven niets heeft ontvangen. Dan is het niet meer dan billijk dat Lazarus na zijn dood alsnog zijn deel ontvangt, terwijl de rijke dan niet meer moet zeuren, want die heeft zijn deel al gehad. In feite heeft de rijke zijn ‘erfdeel’ er al tijdens zijn leven doorgejaagd, terwijl dat van Lazarus lag te wachten tot het hem werd ‘uitbetaald’. De hoofdstuk-indeling in onze Bijbels verbergt wel eens wat verbanden, maar we moeten dit duidelijk koppelen aan de gelijkenis van de verloren zoon een hoofdstuk eerder. Ook die had zich zijn erfdeel voortijdig laten uitbetalen, om het er vervolgens door te jagen. En niet voor niets staat daartussen de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester (let op het identieke begin in de verzen 1 en 19: Er was een rijk man … en er was een rijk man…). Dit is niet de gelegenheid om daar in detail op in te gaan, maar de slotconclusie is in dit verband wel degelijk van belang:
Ik zeg jullie: maak vrienden met behulp van de valse mammon, opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is (Lucas 16:9).
Wanneer de rijke zijn geld had gebruikt ten bate van anderen, had hij na zijn dood nog een erfdeel mogen verwachten. Maar nu had hij dat geld volledig ten eigen bate gebruikt: hij “was gewoon zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en vierde dagelijks uitbundig feest”, terwijl de bedelaar Lazarus “voor de poort van zijn huis lag, overdekt met zweren, en hoopte zijn maag te vullen met wat er ‘overschoot’ van de tafel van de rijke man” (vs 19-21). En daarmee had hij dus al volledige uitbetaling ontvangen van zijn erfdeel.
Uitbetaling nu of straks
Eerder had Jezus er, in de bergrede, al op gewezen dat mensen die hun aalmoezen geven, of op straat hun gebeden doen, of op opvallende wijze andere ‘vrome werken’ verrichten, met als voornaamste bedoeling door de mensen te worden gezien en bewonderd, met die bewondering hun volle loon al hebben ontvangen (Matteüs 6:2,5,16). Na hun dood hoeven zij dan verder niets meer te verwachten. Lucas gebruikt voor deze ‘uitbetaling’ het Griekse werkwoord apolambano, een financiële term, die volledige uitbetaling aanduidt. We vinden dat woord (althans in deze betekenis) vrijwel uitsluitend bij Lucas en in de brieven van Paulus, dus Paulus zal er wel de bron van zijn. Zo schrijft Paulus aan de gemeente te Kolosse:
Wat u ook doet, doe het van harte, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, want u weet dat u van de Heer een erfenis als beloning [apolambano: volledige uitbetaling] zult ontvangen (Kolossenzen 3:23,24).
Daartegenover geeft Lucas de woorden van de misdadiger aan het kruis tegen zijn maat als volgt weer:
Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf [als Jezus] ondergaat? Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond [apolambano: ten volle uitbetaald] naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan. (Lucas 23:40-41)
Wanneer Jezus dus spreekt van vrienden maken met behulp van de onrechtvaardige mammon, heeft Hij het niet echt over geld, maar over de manier waarop wij omgaan met het leven dat wij nu (tijdelijk) mogen gebruiken, evenals alles dat wij daarin hebben gekregen. Want dat is het wat bepaalt of wij daarna nog in aanmerking komen voor het erfdeel dat ‘voor ons is weggelegd’ (1 Petrus 1:4, NBG’51), of dat wij worden behandeld als mensen die dat, als de jongste zoon in die eerdere gelijkenis, al voortijdig te gelde hebben gemaakt en er vervolgens doorgejaagd. En het is Johannes die ons, als de enige andere gebruiker van deze financiële term, vermaant:
Wees op uw hoede en verspeel niet wat we bereikt hebben, maar zorg dat u het volle loon ontvangt (2 Johannes 8).
Dit artikel (en de serie) is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.