De reformatie als wedergeboorte
De Renaissance bracht meer kennis op allerlei gebied, ook de herontdekking van oude klassieke kennis. Tegelijkertijd begon de oude christelijke wereld te verbrokkelen. Voor de Bijbel betekende dit, dat hij als gezagsbron het kerkgezag begon te vervangen, en tevens dat men begon terug te grijpen op de handschriften in de oorspronkelijke talen in plaats van het Latijn van de Vulgaat. De reformatie bracht een honger naar Bijbels in de landstalen waaraan de nieuwe, intussen volwassen, boekdrukkunst voldeed. De prijzen zakten tot een niveau waarop velen zich een Bijbel konden veroorloven.
De renaissance
De renaissance (letterlijk wedergeboorte) markeerde het einde van de middeleeuwen. Nieuwe ideeën begonnen ingang te vinden. De macht van kerk en staat werd ontdaan van zijn absolute karakter. Het ene Europa begon uiteen te vallen in afzonderlijke delen en nationalistisch denken begon dat van de ene christelijke wereld te vervangen. De oude wereld werd ook meer individualistisch. Niet langer liet de mens zich in zijn denken de wet voorschrijven door de boven hem gestelde overheid. Lokale bestuurders deden hun best het proces in de hand te houden, en er tegelijkertijd hun voordeel mee te doen. In deze sfeer van verandering en vernieuwing ontstond de reformatie, aanvankelijk als een beweging tot kerkvernieuwing, maar door te grote tegenstand vanuit de oude structuur al snel gedwongen het karakter van een revolutionaire beweging aan te nemen. Deze beweging werd op verschillende plaatsen actief gesteund door lokale overheden die hierin een kans zagen zich te ontdoen van het allesoverheersende gezag van Rome. Deze reformatie wordt soms door haar volgelingen voorgesteld als een strijd om godsdienstvrijheid, maar dat was zij geenszins. De godsdienstdwang was in reformatorische streken even groot als in de landen die Rome trouw bleven. Nog steeds bepaalde de overheid wat haar burgers dienden te geloven. Alleen was dat nu de nationale overheid en niet de ‘heilige roomse keizer’ als uitvoerder van het gezag van Rome. Voor het overige rookten de brandstapels in lutherse en calvinistische streken even hard als in roomse landen.
Terug naar de Bijbel
De reformatie was begonnen als verzet tegen het zedelijk verval in de kerk. Maar toen zij door diezelfde kerk in de hoek van de revolutionaire bewegingen werd gedrukt werd ook de kerkleer aan een kritisch onderzoek onderworpen. De kerk had zichzelf in de loop der tijden absoluut gezag toegekend en zichzelf gesteld tot de maat aller dingen. De hervormers moesten wel uitzien naar een andere bron van gezag, een andere maatstaf. Zij vonden die in de Bijbel. De Bijbel maakte de mensen onafhankelijk van het gezag van de oude structuur en maakte hen tot mondige gelovigen. Er ontstond een honger naar Bijbels in de landstaal en de intussen volwassen geworden boekdrukkunst voldeed hieraan met een stroom van gedrukte versies. Voor het eerst sinds 1000 jaar kwam het volk weer in direct contact met Gods Woord. En de reformatie was tegelijkertijd de oorzaak en het product van deze ontwikkeling. Gedurende de gehele middeleeuwen had de kerk zich bediend van de Vulgaat, de Latijnse Bijbelvertaling. De val van Constantinopel voor de Turken in 1453 had velen, en dus ook geleerden, naar het westen gedreven. Dit bracht in het westen een nieuwe kennis van de klassieke talen en de klassieke geschriften waarvan de vluchtelingen exemplaren meebrachten. Men beschouwt de val van Constantinopel dan ook als het einde van de middeleeuwen en het begin van de Renaissance. De nieuwe kennis van de oude talen was tevens aanleiding om ook de bijbelse geschriften weer in hun oorspronkelijke talen te gaan bestuderen. In 1519 publiceerde Erasmus een Grieks Nieuwe Testament in parallel met een Latijnse versie. Het bleek dat de Latijnse Bijbel door het vele overschrijven er niet nauwkeuriger op was geworden, terwijl de oorspronkelijke vertaling zelf wellicht ook niet boven alle kritiek verheven was. Het was Maarten Luther die de consequentie besefte. Als hij de Bijbel in het Duits wilde brengen, wat hij zich ten doel had gesteld, dan moest hij terug naar het origineel. In 1522 publiceerde hij een Nieuw Testament, gebaseerd op de Griekse versie van Erasmus. Tussen 1523 en 1532 verschenen er telkens delen van zijn Oude Testament en in 1534 werd de eerste volledige Bijbel in het Duits gedrukt die rechtstreeks uit de grondtalen was vertaald. De Luther-Bijbel werd ook in ons land populair. De uitgever was Jacob van Liesvelt uit Antwerpen, die in 1526 een vernederlandsing van de Luther-Bijbel uitgaf. Het Nieuwe Testament was dat van de Luthervertaling. Het Oude Testament volgde Luthers vertaling voor zover deze gereed en gepubliceerd was; het overige was een eigen vertaling van de Vulgata. Volgende drukken bevatten steeds meer van Luthers vertaling, en in 1535 gaf de Liesvelt-Bijbel de gehele vertaling van Luther. Daarmee was dit de eerste Nederlandse Bijbel die niet meer was gebaseerd op de Latijnse Vulgaat. Men zou natuurlijk kunnen redeneren dat de vertaling toch nog steeds indirect is en niet rechtstreeks teruggaat op de grondtalen, omdat hij via het Duits komt. Maar Duits en Nederlands lagen in die dagen zo dicht bij elkaar dat geen hervertaling nodig was, maar alleen een omzetting in Nederlandse woorden, of alleen maar Nederlandse spelling. De Liesvelt-Bijbel is in ons land populair geworden. Het is in ons land bij uitstek de Bijbel van de reformatie geweest.
De reformatie
Luther heeft zijn best gedaan een bijbelvertaling te leveren die de gewone man evenzeer aansprak als de intellectueel, en de Noord-Fries evenzeer als de Beier. Men heeft gezegd: ‘Luther wilde de Bijbel Duits laten spreken’ of: ‘Luther wilde de Bijbel tot het volk brengen’. Daartoe veroorloofde hij zich vrijheden met de tekst die niet door iedereen werden gewaardeerd en waar mettertijd weerstand tegen begon te ontstaan. Men begon tot het inzicht te komen dat de oorspronkelijke tekst van de Bijbel geïnspireerd was en dat vrijheden daarmee ongeoorloofd waren. Een vertaling diende het origineel zo goed mogelijk weer te geven, desnoods ten koste van de kwaliteit van het Nederlands. De lezer diende zich al lezende maar vertrouwd te maken met typische Bijbelse uitdrukkingen. De Bijbel moest niet tot de lezer worden gebracht; de lezer diende tot de Bijbel te komen. In 1556 verscheen een vertaling van het Nieuwe Testament door Johannes van Utenhove die, als uiterste consequentie van deze denktrant opgesteld was in een soort Grieks met Nederlandse woorden. Deze benadering bleek te extreem, maar het werd wel de aanzet tot een nieuwe vertaling van de gehele Bijbel die in 1561 uitkwam. Deze vertaling is bekend geworden onder zijn bijnaam: de Deux-Aes Bijbel. Deze Bijbel is gedurende de tachtigjarige oorlog de voornaamste Bijbel geweest in de noordelijke Nederlanden. Men zou kunnen zeggen dat het deze Bijbel is geweest die onze voorvaderen heeft geïnspireerd bij hun strijd tegen de Spaanse overheersing. In het vroeg zeventiende eeuwse kerkje van Vlieland (1605), waar admiraal de Ruyter een eigen bank had, staat boven de bank langs de oostmuur geschreven ‘Koningen sullen uwe Voedster-Heeren ende haere Vorsten uwe soochvoedsteren sijn’ (NBG: ‘Koningen zullen uw voedstervader zijn en hun vorstinnen uw zoogsters’, Jes. 49:23). Deze tekst komt in deze vertaling zo uit de Deux-Aes Bijbel. Hij werd aanvankelijk gedrukt te Embden, wegens de geloofsvervolging in ons land. Het formaat was ook duidelijk kleiner en compacter dan dat van de Liesvelt-Bijbel; het was een Bijbel die gesmokkeld en verstopt moest kunnen worden. Velen hebben het bezit ervan met hun leven moeten betalen. Later, als verschillende steden de zijde van de prins van Oranje hebben gekozen, is er veiligheid binnen de stadsmuren en wordt deze Bijbel ook in de Nederlanden zelf gedrukt. Bijbels als die van Liesvelt en de Deux-Aes vertegenwoordigen de hoofdstroom in de noordelijke Nederlanden. Zij werden vooral gelezen door de gereformeerden. Maar andere groepen hadden soms een eigen vertaling. Een belangrijke minderheid werd in de Nederlanden gevormd door de doopsgezinden. Zij maakten vooral gebruik van de vertaling van Biestkens. Ook de Luthersen gebruikten deze gedurende langere tijd. De Biestkens-Bijbel van 1560, eveneens gedrukt te Embden, is voor ons interessant omdat het de eerste Nederlandse Bijbel is waarvan de hoofdstukken zijn ingedeeld in verzen. Hiervan is meteen gebruik gemaakt door in de kantlijn talloze verwijzingen op te nemen naar andere passages. Zo is deze Bijbel een echte studiebijbel geworden. Latere uitgaven van de Biestkens-Bijbel kenmerkten zich door een compact formaat. Het moest een Bijbel zijn die men ook op reis kon meenemen. De prijs van een Bijbel was in deze tijd gezakt tot één euro, ca. 1 à 1½ maand loon voor een geschoold handwerker. Dat was een prijs die velen zich konden veroorloven.
Katholieke uitgaven
Er is al even op gezinspeeld: er was in die tijd veel geloofsvervolging. De Spaanse overheid trachtte met geweld het katholieke geloof te handhaven. Het bezit van een Bijbel leidde maar al te gemakkelijk tot de doodstraf. Officieel keurde de katholieke kerk niet het bezit van Bijbels als zodanig af, maar alleen het bezit van niet goedgekeurde edities. En inderdaad klonk in veel vertalingen de reformatorische gezindheid van de vertaler wel door; was het niet in de tekst zelf, dan wel in de kanttekeningen. Maar ook los daarvan was de oude kerk niet blij met het verschijnsel Bijbel in de landstaal. Het tastte haar greep op de massa aan, en het verleidde de lezer maar al te gemakkelijk tot sympathieën voor het nieuwe geloof. Toch zijn er ook in de 16e eeuw geautoriseerde katholieke uitgaven geweest die, onder voorwaarden, gekocht en gelezen konden worden. Deze uitgaven werden bekend onder de naam Leuvense Bijbel, omdat ze in Leuven in de zuidelijke Nederlanden werden uitgegeven. De vertaler van de eerste versie, die in 1548 verscheen, was Nicolaas van Winghe. Maar omdat de kerk de Latijnse Vulgaat tot officiële kerkbijbel had verklaard was de Leuvense Bijbel een vertaling uit het Latijn. Ten opzichte van de protestantse Bijbels was dit een stap terug.