Wordt iedereen behouden?
Je hoort dit vers soms zo uitleggen, maar dat zou botsen met de nadruk die de Bijbel voortdurend legt op onze verantwoordelijkheid om te reageren op Gods oproep tot bekering. Je moet zo’n vers niet los maken van het verband waarin het staat. Wat Petrus hier uitlegt is, dat God iedereen de gelegenheid geeft tot bekering te komen, d.w.z. dat Hij iedereen daarvoor voldoende tijd gunt. Want dat is het onderwerp hier. Hij waarschuwt zijn lezers dat er mensen zullen komen die zullen zeggen: ‘Waar blijft (Jezus) nu? Hij had toch beloofd te komen? De generatie vóór ons is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het sinds het begin van de schepping geweest is’ (vs 4). Het is in dat verband dat Hij uitlegt dat we het uitblijven van de wederkomst moeten zien als een vorm van genade, omdat God op deze manier meer mensen de gelegenheid geeft tot bekering te komen:
De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen; hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat (vs 9).
Hij geeft zo iedereen de gelegenheid zich te bekeren, maar dat moeten ze dan wel doen, anders gaan ze toch verloren. Weliswaar kunnen we onze eigen behoudenis niet zelf bewerken, maar we moeten wel tot bekering komen en voortdurend ijverig bezig zijn met zoeken naar de ‘enge poort’, waar de meesten echter toch niet zullen binnengaan. Want dat beeld gebruikte Jezus juist in zijn antwoord op een vraag of er maar weinigen zouden worden gered (bijv. Lucas 13:23); zie hiervoor dit artikel. En bij Lucas laat Hij daar op volgen:
Als de heer des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en jullie staan buiten op de deur te kloppen en roepen: “Heer, doe open voor ons!”, dan zal hij antwoorden: “Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan? (vs 25).
We moeten dus constateren dat Petrus er met bovenstaande woorden juist eerder op wijst dat niet iedereen wordt behouden.