Wat gebeurt er met ons na het sterven?
Het geloof waarover de Bijbel spreekt, is ‘opstandingsgeloof’. In het Oude Testament is er geen verwachting van gelovigen te vinden dat zij naar de hemel gaan. In plaats daarvan denken zij met afgrijzen aan de dood, als een toestand waarin er geen bewustzijn meer is (Prediker 9:10), geen gelegenheid God te loven en anderen te wijzen op Zijn heil (Psalm 6:6 en 30:10; Jesaja 38:18-19). Zij zien de dood als een vijand, een wrede heerser, uit wiens macht je jezelf of een ander niet kunt bevrijden (Psalm 49:8). De mens gaat naar het dodenrijk en vergaat tot stof. Daarbij wordt er geen onderscheid gemaakt tussen ziel en lichaam. Zo spreekt Jacob over zichzelf als neerdalend in het dodenrijk (bv Genesis 37:35). Maar hadden zij dan geen hoop? Jazeker wel: op de opstanding( zie bv. Psalm 49:15-16; Jesaja 26:19; Daniël 12:13). De schrijver van de brief aan de Hebreeën schrijft in hoofdstuk 11 over dat geloof.
Velen menen echter dat sinds de komst van Jezus het geloof in eeuwig geluk in de hemel wordt gepredikt. Daarvan wisten de Here Jezus en de apostelen echter niets. Jezus heeft nooit enig woord daarover gesproken, integendeel: Hij gaf aan dat nooit iemand naar de hemel is gegaan alleen Hij dat zou doen (Johannes 3:13). Hij predikte de opstanding uit de doden (Johannes 6:39, 40, 44, 54; Lucas 20:35-36; Matteüs 22:23-33). Ook de apostelen wezen vanaf de Pinksterdag alleen op de opstanding. Let op de redenering van Petrus, dat David in Psalm 16 nooit over zichzelf gesproken kan hebben, omdat zijn graf in Jeruzalem het bewijs is van zijn dood. Maar het graf van Jezus is leeg, dus doelde David op Hem (Handelingen 2:24-36). De opwekking van Jezus was voor Paulus het bewijs, de garantie dat ook allen die geloven zullen worden opgewekt (1 Korintiërs 15). Hij wachtte persoonlijk op zijn opstanding, niet op zijn hemelvaart (Filippenzen 3:10-11). Sterker nog: hij was bereid te sterven voor die hoop (Handelingen 23:6).
Waarom zouden zij deze verwachting hebben wanneer zij bij het sterven naar de hemel zouden gaan? Zou hun mond dan niet dáárvan overstromen? Maar nee, hun mond stroomde over van blijdschap over de opstanding van Jezus en de hoop die zij en wij daardoor mogen hebben eeuwig leven te ontvangen bij zijn komst. En nog een andere vraag: is het niet ongerijmd dat iemand die bij het sterven naar de hemel is gegaan, met de Here naar de aarde komt om opgewekt te worden en uit Diens mond te horen wat zijn of haar eeuwige bestemming zal zijn en vervolgens weer terug te gaan naar de hemel?
Voor de gelovigen is de dood een slaap waaruit de Here hem of haar zal wekken bij zijn komst. Dat is het eenvoudige geloof dat God van ons vraagt. Kunnen wij Hem dat geloof tonen?