Psalm 72 - O God, verleen de koning uw recht
Psalm 72 past goed bij de tijd van Koning Salomo. Maar wie was de schrijver? In sommige vertalingen staat bovenaan, “Van Salomo”; in andere, “Voor Salomo”. Wij geven de voorkeur aan het laatste, vooral gezien het slotvers: “De gebeden van David … zijn ten einde”. David bad dat de regering van zijn zoon, onder Gods toezicht, voorspoedig mocht zijn. En dat gebeurde: het koninkrijk breidde zich enorm uit, en Salomo ontving grote rijkdom van de volken rondom; zelfs van de Koningin van Seba (1 Koningen 10:10-15). Toch ging het niet slechts om de voorspoed van de koning. Voor David was het ook van belang, dat zijn zoon rechtvaardig zou regeren: “Hij richte uw volk met gerechtigheid, uw ellendigen met recht” (vers 2).
De psalm heeft duidelijk betrekking op Salomo; toch zijn er uitspraken die een andere, toekomstige, strekking moeten hebben. God had immers aan David over een altijd durend koninkrijk gesproken: “Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn … uw troon zal vast staan voor altijd” (2 Samuël 7:16). Dit heeft uiteraard betrekking op de Messias. Salomo heerste “over al de koninkrijken van de Rivier af tot het land der Filistijnen” (1 Koningen 4:21), maar van de Messias staat: “Hij heerse van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde” (Psalm 72:8; vgl. Zacharia 9:10).
Psalm 72 is dus een profetie over het toekomstige Rijk van de Here Jezus Christus. Ook Hij “zal zich ontfermen over de geringe en de arme … hun bloed zal kostbaar zijn in zijn oog” (vzn 13,14). En het gaat dan niet alleen om letterlijk armen en hongerigen, maar ook om hen die hongeren naar de gerechtigheid (Matteüs 5:6), en die naar verlossing van zonden verlangen.
Jezus zei eens van zichzelf: “Meer dan Salomo is hier” (Matteüs 12:42). Salomo genoot van vrede en voorspoed; hij regeerde over vele volken; men kwam om zijn wijsheid te horen. Hoe veel te meer geldt dit voor de Zoon van God! Voor deze “zoon des konings” zullen “alle koningen zich nederbuigen” (vers 11); in zijn koninkrijk zal “een overvloed van koren in het land” zijn (vers 16); men zal optrekken naar Jeruzalem om zijn wijsheid te horen (Jesaja 2:3,4). En in dat toekomstige vrederijk, waarin ook wij een plaats zoeken, zal God eeuwig verheerlijkt worden: “Geloofd zij de Here God … zijn heerlijkheid vervulle de ganse aarde. Amen, ja, amen.”