Het Bijbelboek Spreuken
Auteur — Salomo en anderen
Tijd — 1000 - 700 v.Chr.
Samenvatting — In het boek Spreuken, wordt de ‘wijsheid’ beschreven als het kenmerk van wie God op de eerste plaats stelt, als de rechtvaardige gids en de heer over de mensheid. Door het gehele boek heen wordt het standpunt ingenomen dat de mensheid bestaat uit twee verschillende klassen: de wijzen en de dwazen. Wijsheid en dwaasheid worden ook regelmatig voorgesteld als twee vrouwen, die dingen om de gunst van de mens. Beide klassen kenmerken zich door hun handel en wandel. Ze leven met of zonder God, zijn goed of kwaad. Er is een onderlinge spanning tussen de twee klassen die in alle aspecten van het leven duidelijk is. We kunnen veel leren door ons eigen gedrag te toetsen aan de normen en waarden en waarschuwingen die we vinden in de Spreuken.
Loflied op de wijsheid — hoofdstuk 1 - 9
- Inleiding — hoofdstuk 1: 1 – 7
- De rechtvaardige vrouw, Wijsheid, tegenover de slechte vrouw (verderop Dwaasheid genoemd) - hoofdstuk 1: 8 - 9: 18
Lessen van levenswijsheid — hoofdstuk 10 - 22: 16
- Tegenover elkaar gestelde spreuken — hoofdstuk 10 - 15
- Parallelle spreuken — hoofdstuk 16 - 22: 16
De spreuken van wijzen, kernspreuken — hoofdstuk 22: 17 – 24:eind
- Spreuken met een parallel in Egyptische wijsheid — hoofdstuk 22:17 - 23:12
- Spreuken zonder parallel in Egyptische wijsheid — hoofdstuk 23: 13 - 24: 22
- Aanhangsel - hoofdstuk 24: 23 - eind
Spreuken verzameld door de mannen van Hizkia — hoofdstuk 25
Spreuken van anderen — hoofdstuk 30 - 31
- Spreuken van Agur—hoofdstuk 30
- De lessen van Lemuels moeder — hoofdstuk 31: 1 – 9
- De lof van de degelijke huisvrouw—hoofdstuk 31: 10 - eind