De arend
De weg van de adelaar langs de hemel is bijna te wonderlijk om te begrijpen (zie Spreuken 30:18-19). Met enorme uitgespreide vleugels zweeft deze koning van de vogels moeiteloos urenlang hoog in de lucht, op zoek naar een prooi: een konijn, een hert of een schaap. Omdat hij vier tot vijf maal zo scherp kan zien als een mens, ontkomen weinig dieren aan zijn blik. Na zijn prooi eenmaal ontdekt te hebben, duikt hij er met 200 km per uur op af! Zo’n vliegkunst wordt niet gemakkelijk geleerd. Een kleine vergissing kan de dood betekenen. Daarom blijven de ouders heel dicht in de buurt, totdat het jong zijn gewicht in de lucht weet te beheersen. Als hij dreigt te vallen, gaat één van zijn ouders onder hem vliegen en draagt hem naar een veilige plaats. Deze ouderlijke zorg gebruikt God als beeld voor zijn zorg voor de Israëlieten toen zij uit Egypte kwamen: "Als een arend, die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken, zo heeft de Here hem alleen geleid” (Deuteronomium 32:11-12). Net als het arendsjong de natuurwetten moet leren om in leven te blijven, zo moet Gods volk Gods wetten leren om zijn voortbestaan te verzekeren. God zorgt ook nu voor zijn kinderen. Hij kan ons "voor struikelen behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde” (Judas 24) Het meest voorkomende beeld in de Bijbel is dat van de arend. De grootmachten, Assur, Babel en Egypte worden alle met arenden vergeleken, maar het beeld wordt ook toegepast op verschillende aspecten van het persoonlijke leven. Zo snel als de legers van Assur en Babel aanstormden, zo snel gaan ook onze dagen voorbij. Dat was de ervaring van Job: "Zij glijden voorbij als een arend die toeschiet op de prooi" (Job 9:26). Daarom was het gebed van Mozes: "Leer ons zo onze dagen tellen dat wij een wijs hart bekomen" (Psalm 90:12). Salomo waarschuwde tegen het zoeken naar rijkdom, omdat die zo snel kan verdwijnen. "Als een arend vliegt hij ten hemel” (Spreuken 23:4,5). Gods wijsheid leert ons Hem dankbaar te zijn, die onze ziel verzadigt met het goede, zodat onze jeugd zich vernieuwt als die van een arend (Psalm 103:5). De gelovige mag dankzij Gods genade naar een nog mooiere tijd uitzien: "Wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat." (Jesaja 40:31).