Ontmoeting met Samuël (1)
De geboorte van Samuël was een verhoring van de gebeden van zijn moeder Hanna. Ze leefde in een tijd waarin het volk en de priesterswaren afgedwaald van de HEER. Het boek Richteren eindigt met de woorden: “Ieder deed wat goed was in eigen ogen.” Hanna was onvruchtbaar en had een gelofte afgelegd. “Denk aan mij, uw dienares, vergeet mij niet. Schenk mij een zoon, dan schenk ik hem voor zijn hele leven aan de HEER.” (1 Samuël 1: 11). Zij verlangde niet zomaar naar een zoon, maar naar een zoon die zijn leven zou wijden aan de HEER. De eerste jaren zorgde Hanna zelf voor haar kind; daarna bracht zij hem met vreugde naar het huis van God in Silo, met de woorden: “Om deze zoon heb ik gebeden, en de HEER heeft mij gegeven waar ik om heb gevraagd. Nu geef ik hem op mijn beurt aan de HEER, voor alle dagen die hem gegeven zijn.” (vers 28). Van de kleine Samüel lezen we alleen dat hij toen samen met zijn moeder knielde. Hanna zong een prachtige lofzang (zie dit artikel). Daarna stelde zij haar zoon, onder toezicht van de hogepriester Eli. Dit toezicht hield ook onderwijzen in. Zo kreeg Samuël van jongs af aan onderwijs in de wet, leerde hij lezen en schrijven.
Eli had twee volwassen zonen, die priesters waren, zij het helaas zeer slechte. Het was met hen zo erg, dat de mensen het offer voor de HEER zelfs gingen minachten. Eli waarschuwde zijn zonen nogal slapjes, en zij luisterden niet. Een groot contrast met de jonge Samuël: “Maar de zonen weigerden naar hun vader te luisteren; de HEER had namelijk besloten hen te doden. Intussen groeide Samuël verder op. Hij was zeer geliefd, zowel bij de HEER als bij de mensen (2:26).” Het leek alsof de HEER zich in die tijd uit Israël teruggetrokken had. Er kwamen geen woorden van de HEER, en visioenen waren zeldzaam geworden. Op een dag kwam er een woord van de HEER tot Eli. Een godsman beschuldigde hem van zware overtredingen en bracht slecht nieuws. Op een nacht hoorde Samuël, een jonge man geworden, zijn naam roepen. Hij wist niet dat het de HEER was. Snel ging hij naar Eli; die was oud en had hem vast nodig. Eli, wat traag van begrip, had niet direct door dat de HEER Samuël riep. Pas bij de derde roep dacht hij aan de HEER en vertelde wat Samuël moest doen. Toen Samuël de stem weer hoorde antwoordde hij heel nederig en bereidwillig: “Spreek HEER, uw dienaar luistert.” Maar wat de HEER sprak was hard: een profetie van onheil over Eli, zijn zonen en hun nakomelingen. Samuël zag er tegenop hiermee naar Eli te gaan. Maar die reageerde heel lauw: geen schok, berouw, of smeking, maar alleen gelatenheid. “Hij is de HEER. Laat Hij doen wat hij het beste vindt.” (3:18). Eli begreep dat het vonnis vast besloten was en dat Samuël door de HEER in zijn plaats gekozen was.
Doordat Samuël zo dicht bij de HEER leefde was zijn invloed op het volk groot. “Samuël groeide op. De HEER stond hem bij en bracht alles in vervulling wat hij had voorzegd. Daardoor kwam iedereen in Israël, van Dan tot Berseba, tot de erkenning dat Samuël door de HEER als profeet was aangewezen. In de jaren daarna bleef de HEER in Silo verschijnen. Hij maakte zich daar aan Samuël bekend door het woord tot hem te richten. En heel Israël luisterde naar Samuëls woorden.” (19-21). Na de dood van Eli en zijn zonen richtte Samuël het volk; hij bad voor hen en gaf hen goede richtlijnen. Hij deed zo wat Eli had moeten doen.
De Filistijnen bleven Israël binnenvallen. Toen het volk hierover begon te klagen, sprak Samuël: “Als het u werkelijk ernst is terug te keren naar de HEER, doe dan de vreemde goden zoals Astarte weg en richt u met heel uw hart naar de HEER. Dien hem alleen, dan zal hij u bevrijden uit de greep van de Filistijnen. Laat iedereen naar Mispa komen, dan zal ik voor u tot de HEER bidden.” (7:3-4). Het volk gehoorzaamde en erkende hun zonden. Zo onderwees Samuël het volk in de wegen van HEER. Toen de Filistijnen weer het land binnen vielen werden de Israëlieten bang, en evenals bij Mozes durfde het volk niet zelf tot de HEER te spreken. “Ze zeiden tegen Samuël: ‘Laat ons niet in de steek en roep voor ons de HEER, onze God, te hulp, opdat hij ons redt uit de greep van de Filistijnen.” (8). Door zijn smeking verloste de HEER het volk van de vijand en gaf het volk rust zolang Samuël leefde.
De tijd van Samuël was een keerpunt in de geschiedenis van het volk Israël. Hij was de laatste richter, en na hem brak de tijd van de koningen aan. Samuël heeft de eerste twee koningen, Saul en David mogen zalven. Hierover meer in dit artikel.