Ontmoeting met Adam en Eva
Wanneer u de namen Adam en Eva hoort, waar denkt u dan aan? Aan het verloren paradijs, ongehoorzaamheid, zonde, het kwaad dat in de wereld kwam? Heel goed mogelijk. Maar wanneer we het boek Genesis goed lezen, zien wij ook een andere kant van het eerste mensenpaar. Want zij hebben God niet vaarwel gezegd. Na hun overtreding mochten ze niet meer in de tuin van Eden wonen. Het klinkt misschien vreemd, maar het was een straf uit liefde. God wilde niet dat ze na de overtreding nog van ‘de boom des levens' zouden eten, waardoor ze eeuwig zouden voortleven in hun moeiten. Hij liet hen echter niet aan hun lot over. Als een liefdevolle Vader leerde Hij hen te leven buiten de beschermde tuin. God zorgde voor de eerste levensbehoeften, zoals kleding. Maar eerst werd de verleider aangepakt. “God, de HEER, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan … Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel’ ” (Genesis 3:14-15).
Zo beloofde God Adam en Eva, nog voordat Hij over hen een oordeel uitsprak, dat eens de gevolgen van hun zonde uitgewist zouden worden. Pas daarna hoorden Adam en Eva wat het gevolg van hun overtreding was voor henzelf. “Tegen de vrouw zei Hij: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last … Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ Tegen de mens zei Hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan … zweten zul je voor je brood totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug’” (Genesis 3:16-19).
In vers 20 komen we voor het eerst de naam Eva tegen. Adam had zijn vrouw mannin genoemd, gewoon de vrouwelijke vorm van mens of man. Nu gaf hij haar dus de naam ‘Eva’, wat leven betekent. Hiermee liet hij zien dat hij God geloofde: uit zijn vrouw zou nieuw leven geboren worden. Het leven was voor Adam en Eva nu totaal anders geworden, ze zullen vaak met weemoed hebben gedacht aan het leven in de tuin. Maar de liefde voor God hadden zij niet verloren. Bij de geboorte van hun eerste kind zei Eva: “Met de hulp van de HEER heb ik het leven geschonken aan een man” (4:1). Zij dankte God dus voor het nieuwe leven dat zij ontving. Zij noemden hun eerste zoon Kaïn (bezit), de tweede Abel (adem). Naast hen kregen zij nog andere zonen en dochters. Ze leerden hen alles over God. Het leek alsof Kaïn en Abel de HEER liefhadden. De Bijbel vertelt dat zij Hem een offer brachten. God zag de gezindheid van Abel en zijn offer; hij was rechtvaardig in Gods ogen, en Hij zegende hem. God zag de gezindheid van Kaïn en zijn offer; hij was vervuld van jaloezie en hebzucht, en God zegende hem niet.
De oudste zoon, waar ze zo blij mee waren, en waar ze God voor gedankt hadden, liet toen zien hoe erg de zonde is. Zijn jaloezie werd haat en hij doodde zijn broer. De dood was toen voor Adam en Eva werkelijkheid geworden. Het gevolg van de zonde drong steeds meer tot hen door. Zij zagen wat het betekent: ‘stof ben je, tot stof keer je terug’. Vol verdriet zagen zij het lichaam van Abel. Kaïn was door God weggestuurd. Zo verloren zij twee zonen op één dag. Maar Adam en Eva kregen meer kinderen. Ze bleven hen de weg van God leren. Vol vreugde zagen zij dat één van hen in gezindheid op Abel leek. Ook hij gehoorzaamde God. Ze noemden hem Set (vervanging), “want”, zei Eva, “God heeft mij in de plaats van Abel, die door Kaïn is gedood, een ander kind gegeven” (Genesis 4:25). Zij zei niet in de plaats van Kaïn, nee in de plaats van Abel.
In die tijd werden de mensen erg oud. Van Adam lezen we: “In totaal leefde Adam 930 jaar”. Het eerste mensenpaar bracht vele kinderen groot. Zij zagen twee soorten mensen ontstaan: nakomelingen van Set, die voor hen een vreugde waren - en waarvan we lezen: “Ook Set kreeg een zoon. In die tijd begon men de naam van de HEER aan te roepen” - en nakomelingen van Kaïn, die goddeloos en gewelddadig waren. Voor Adam en Eva moet dat laatste een groot verdriet zijn geweest, wetende dat zij verantwoordelijk waren voor het kwaad dat in de wereld was gekomen. Het was een troost dat nakomelingen van Set anders, als Abel, waren van wie we lezen: “Door zijn geloof had het offer dat Abel aan God bracht meer waarde dan dat van Kaïn”. Over Abel wordt dan ook lovend gesproken als over een rechtvaardige: “… en door zijn geloof klinkt zijn stem nog steeds, ook al is hij gestorven.” (Hebreeën 11:4) en in vers 39: “Al deze mensen, die van oudsher om hun geloof geprezen worden, hebben de belofte niet in vervulling zien gaan” (Hebreeën 11:39). Deze belofte, waar ook Adam en Eva naar uitkeken, is vervuld in het ware nageslacht van de vrouw: Jezus Christus.