De profeet als Mozes - een voorafschaduwing van Christus
Bij het eerste optreden van Johannes de Doper wordt hem gevraagd wie hij is, d.w.z. wat zijn rol is (Johannes 1:19-23). Daarbij worden drie personen genoemd die werden verwacht: 1) de Messias (= de Christus), 2) Elia en 3) ‘de profeet’. De Messias werd uiteraard algemeen verwacht op basis van vele OT-profetieën, en de verwachting van Elia was gebaseerd op de profetie van Maleachi (3:23/4:5). Maar wat bedoelden zij met ‘de profeet’? Dit verwees naar een profetie van Mozes. Vlak voor zijn dood, had hij tegen het volk gezegd: “Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HERE, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren” (Deuteronomium 18:15, NBG’51). Hoewel het woord profeet in het Hebreeuws enkelvoud is hebben de NBV-vertalers toch gemeend hier een meervoud van te moeten maken, mede omdat Mozes wat verderop overgaat van ‘de profeet’ tot profeten in het algemeen. Er zijn echter twee belangrijke redenen om deze vertaling af te wijzen. Ten eerste zagen we al dat het volk in de eerste eeuw het duidelijk opvatte als één profeet in het bijzonder. Ook Petrus verwijst naar dit vers als een profetie over één persoon, en hij past die toe op Jezus. Ten tweede zou je dan een situatie hebben dat de Bijbel zichzelf tegenspreekt als we lezen dat er ‘nooit meer zo’n profeet’ is geweest (zie verderop). Bovendien: als je doorleest waarom Mozes dit zegt, blijkt duidelijk dat het helemaal niet kan gelden voor vele profeten.
Mozes als profeet
Ons woord profeet is afgeleid van een Grieks woord dat letterlijk betekent 'voorzeggen’, en dat is de basis van een wijdverbreid misverstand. Velen denken dat een profeet uitsluitend tot taak heeft om de toekomst te voorspellen. In de Schrift heeft het woord echter niet deze betekenis, daar betekent profeet: een ‘woordvoerder van God’. Het Hebreeuwse woord naba betekent: handelen onder de invloed van een goddelijke geest. Ook het Griekse profèmi kun je trouwens lezen als ‘verkondigen’ en niet alleen als ‘van te voren zeggen’ (wat echter wel de normale Griekse toepassing is); dat zal ook wel de reden zijn geweest dat de vertalers van de Griekse vertaling van het OT dat toch hebben gekozen als vertaling van naba. Een profeet is iemand die het woord van God uitdraagt. En ja, dat kan over de toekomst gaan, maar het kan evenzeer een commentaar zijn het nu, op een bepaalde levensstijl of een stukje wetgeving.
Mozes geeft ook een uitleg bij die aankondiging van ‘de profeet’, en verwijst daarbij naar de openbaring van God te Sinaï: “U hebt de HEER daar immers zelf om gevraagd, toen u bij de Horeb bijeen was? U zei: ‘Wij kunnen het stemgeluid van de HEER, onze God, en de aanblik van dit enorme vuur niet langer verdragen; dat overleven we niet’ (Deuteronomium 18:16). Ook al eerder citeert hij wat het volk toen tegen hem had gezegd: “Want er is toch geen mens die net als wij de stem van de levende God vanuit het vuur heeft horen spreken en het heeft kunnen navertellen? Kunt u niet gaan om te horen wat de HEER zeggen wil? Als u zijn woorden dan aan ons overbrengt, zullen wij luisteren en ernaar handelen” (Deuteronomium 5:26-27). Nog iets eerder zegt hij hierover: “De HEER heeft zich daar vanuit het vuur rechtstreeks tot u gericht. Ik stond toen tussen Hem en u in om zijn woorden aan u door te geven” (Deuteronomium 5:4-5).
De achtergrond hiervan is dat God een verbond met het volk sluit, aan de ene kant gebaseerd op de Wet die Hij hun geeft en aan de andere kant op hun stellige belofte dat zij zich daaraan zullen houden. Mozes richt vervolgens de “tent der samenkomst” op (er was op dat moment nog geen tabernakel) waar het volk tot God kon komen, en we lezen: “Wanneer het gehele volk de wolkkolom zag staan aan de ingang van de tent, stond het op en boog zich neder, ieder aan de ingang van zijn tent. En de HERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend; dan keerde hij [Mozes] terug naar de legerplaats” (Exodus 33:10-11, NBG’51). Deze woorden moeten niet worden opgevat alsof Mozes letterlijk God heeft gezien; het gaat er om dat God direct met hem spreekt. Hierna vraagt Mozes om Gods heerlijkheid te zien, en God openbaart hem Zijn karakter, uitgedrukt in Zijn verbondsnaam JHWH. We zien ook dat er later in Numeri, als naar deze bijzondere positie van Mozes wordt verwezen, soortgelijke termen gebruikt worden, waarbij uitgelegd wordt wat dat ‘direct spreken’ in de praktijk betekent. God zei: “Luister goed. Als er bij jullie een profeet van de HEER is, maak ik mij in visioenen aan hem bekend en spreek ik met hem in dromen. Maar met mijn dienaar Mozes, op wie ik volledig kan vertrouwen, ga ik anders om: met hem spreek ik rechtstreeks [letterlijk: van mond tot mond], duidelijk, niet in raadsels, en hij ‘aanschouwt’ mijn gestalte” (Numeri 12:6-8). Mozes is in dit alles zeer bijzonder. Bij zijn dood wordt gezegd: “Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, met wie de HEER zo vertrouwelijk omging [lett.: van aangezicht tot aangezicht sprak]” (Deuteronomium 34:10).
In dit alles zien we dus Mozes bemiddelen tussen God en het volk. Hij vraagt vergiffenis voor het volk, en het volk vraagt of God via Mozes tot hen wil spreken. Hij is de (be)middelaar van dat oude verbond. In de brief aan de Galaten schrijft Paulus: “De wet… werd door engelen aan een bemiddelaar gegeven” (Galaten 3:19) en daarmee bedoelt hij uiteraard Mozes.
Mozes als voorafschaduwing van Christus
Het volk dat aan Johannes de Doper vroeg of hij ‘de profeet’ was, zocht dus ‘de profeet als Mozes’. Dat was echter niet hij, maar Jezus. En we weten nu wat dat in de praktijk betekende, namelijk een bemiddelaar tussen God en Zijn volk, en iemand met wie God direct sprak. In die zin was Mozes een voorafschaduwing van Christus. Wellicht dat Jezus hieraan denkt als Hij in de bovenzaal tot zijn discipelen zegt: “Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb” (Johannes 15:15). God sprak direct tot Mozes, “zoals iemand spreekt met zijn vriend” en Mozes gaf dat door aan het volk. Dat doet ook Jezus, direct, en daarom noemt Hij zijn discipelen vrienden.
Mozes was slechts een voorafschaduwing, hij was niet het volmaakte. Deels omdat het oude verbond zelf slechts een voorafschaduwing was van het komende. De schrijver aan de Hebreeën legt veel nadruk op de overeenkomsten maar ook op de verschillen tussen de twee verbonden, met Mozes als bemiddelaar van het oude en Jezus als bemiddelaar van het nieuwe. Sprekend over de taak van de priesters onder dat oude verbod schrijft hij hoe ze “slechts dienst verrichten bij een afbeelding en schaduw van het hemelse, blijkens de godsspraak, die Mozes ontving … Nu echter heeft Hij [Jezus] een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede” (Hebreeën 8:5-7, NBG’51). In een vergelijking met het volk bij de Sinaï, toen het volk Mozes vroeg te bemiddelen, zegt de schrijver aan de Hebreeën: “U hebt niet, zoals het volk destijds, voor een laaiend en alles verzengend vuur gestaan, of in dreigende duisternis en woeste wind, noch te midden van bazuingeschal en stemgedonder. Het volk dat dit alles onderging smeekte dan ook dat er geen woord meer tot hen zou worden gesproken… Nee, u staat voor de Sionsberg…, voor de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn, voor God, de rechter van allen, en … voor de bemiddelaar van een nieuw verbond, Jezus” (Hebreeën 12:18-24).
Maar dat bemiddelen van Mozes gebeurde naar twee kanten. Hij bracht niet enkel de woorden van God over aan het volk. Ook omgekeerd pleitte Mozes voor het volk, en we zien hoe hij bereid is alles op te geven om het volk weer tot God te brengen: “Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt” (Ex 32:32). Maar hij was toch ook zelf niet volmaakt, dus zelfs dat ultieme offer zou niet toereikend zijn geweest. Van Jezus lezen we ook hoe Hij voor zijn volk pleit, maar dan zonder de beperkingen van Mozes: “Zo kan hij ieder die door hem tot God komt volkomen redden, omdat hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten” (Hebreeën 7:25, zie ook 4:15).
Wat leert dit ons dan?
In Mozes schetst de Schrift ons een voorafschaduwing van Christus. Uiteraard vinden we veel vergelijkingen tussen het oude en nieuwe verbond, maar ook tussen de beide bemiddelaars. In deze serie proberen we echter ook te begrijpen welke lessen de Bijbel ons hiermee wil leren. Bij Mozes ging het om een aantal verschillende elementen:
- God sprak direct met hem, en niet in raadsels of gezichten
- Hij bemiddelde tussen God en mensen, en bracht het woord van God over aan zijn volksgenoten. Als profeet was hij immers Gods woordvoerder. Hij leerde het volk wat God in een verbondsrelatie van het volk verwachtte
- Hij bemiddelde ook tussen mensen en God, waarbij hij voor het volk pleitte en probeerde de relatie te herstellen waar die beschadigd was.
Als wij dan vervolgens aan Jezus denken, realiseren we ons dat wij geneigd zijn in eerste instantie uitsluitend aan Zijn verlossingswerk te denken. Uiteraard is dat verlossingswerk essentieel. Maar door deze voorafschaduwing zien we meer. In Jezus zien we Gods woord in het vlees, dat wil zeggen de ultieme uitdrukking van Gods wil. Hij heeft God ten volle aan ons geopenbaard. Door Hem begrijpen we veel meer van Gods karakter: “Ik heb aan de mensen die u mij uit de wereld gegeven hebt uw naam [de uitdrukking van Zijn karakter] bekendgemaakt” (Johannes 17:6).
Daarnaast zien we Jezus ook als bemiddelaar van het nieuwe verbond: “Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen” (1 Timoteüs 2:5-6). In die rol van bemiddelaar zien we aan de ene kant hoe Jezus ons heeft geleerd wat God van ons verwacht in die verbondsrelatie met God. Maar aan de andere kant zien we ook hoe Jezus voor ons pleit: “Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons” (Romeinen 8:34). En daarbij begrijpt Hij volledig wat ons beweegt, Hij begrijpt onze zwakheden, maar ziet ook waar wij ons niet volledig inzetten. Jezus kan in alle dingen met ons meevoelen omdat ook Hij in alles verzocht is, maar met het essentiële verschil dat Hij nooit vervallen is tot zonde.