De heilige Geest - de gave van de Geest (2)
Gods Zoon in kracht
Jezus werd in Maria verwekt door de heilige Geest. De engel zei daarover tot haar:
“… (De) heilige Geest zal over u komen en (de) kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon van God genoemd worden” (Lucas 1:35).
Deze levensadem en kracht van God was de oorzaak van de verwekking en geboorte van Jezus. Maar tegelijkertijd werd hiermee duidelijk gemaakt dat Hij niet was verwekt om een gewoon mens te zijn als alle andere. Niet alleen zijn verwekking maakte Hem anders dan andere mensen, maar ook zijn door God geïnspireerde (geademde) leven: heilig, geschikt voor het doel waarmee God Hem had verwekt. Opvallend is wat er van Johannes de Doper werd gezegd, voordat zijn moeder zwanger werd. In de NBG’51 Vertaling staat dat hij al van de schoot van zijn moeder af met de heilige Geest vervuld zou zijn, maar er staat in de grondtekst geen lidwoord. Dit zou ook erg wonderlijk zijn, want wat kon hij in de moederschoot met de Geest? Ook hier gaat het dus kennelijk om heilige adem en kracht, waardoor hij geschikt gemaakt zou worden om als geestelijk mens de taak te doen die God hem zou geven:
“Want hij zal groot zijn voor de Here en wijn en sterke drank zal hij niet drinken en met (de) heilige Geest zal hij vervuld worden, al van de schoot van zijn moeder aan ...” (Lucas 1:15).
De volledige vervulling van het Zoon van God zijn, kwam na Jezus’ kruisdood. Door zijn gehele leven rein te bewaren, heilig te zijn in de dienst van zijn Vader, en in zijn kruisdood te laten zien hoe radicaal afgerekend moet worden met het vlees en de begeerten die daarin wonen, is Hij een waarachtige Zoon van God gebleken, naar Zijn beeld en als Zijn gelijkenis. Daarom schreef Paulus over Hem:
“… die verklaard werd Gods Zoon te zijn in kracht, overeenkomstig (de) Geest van heiligheid, door opstanding uit de doden …” (vertaling uit het Grieks van Romeinen 1:4).
In dat leven en die kracht, met de autoriteit die God Hem gaf, zet Hij nu zijn werk voort op aarde. In verband daarmee geeft Hij anderen van die kracht, zodat zij werken in zijn geest en kracht.
Met kracht gezalfd
Het doel van het geven van de Geest is in de eerste plaats dat de ontvangende dienaar van God, wijsheid, inzicht, kennis en vooral ook kracht heeft om de taak, die Hij van God ontving, te kunnen doen. Daarom zien we ook vaak het Griekse woord dunamis = kracht = power samen met pneuma = wind, adem, geest = spirit. Daarmee wordt de werking van Gods aanwezigheid in de Geest aangegeven. Dat zien we bij Johannes de Doper, maar ook bij Jezus en allen die in Hem geloven:
“En hij (Johannes de Doper) zal uitgaan in de geest en kracht van Elia” (Lucas 1:17).
“En Jezus keerde in de kracht van de Geest terug naar Galilea.” (Lucas 4:14)
“… van Jezus van Nazareth, hoe God Hem met (de) heilige Geest en met kracht heeft gezalfd” (Handelingen 10:38).
“En Petrus antwoordde hun: bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en u zult de gave van de heilige Geest ontvangen.” (Handelingen 2:38)
“De God nu van hoop, vervulle u met louter vreugde en vrede in uw geloof, om overvloedig te zijn in de hoop, door (de) kracht van (de) heilige Geest” (Romeinen 15:13).
De prediking van Jezus en zijn apostelen ging gepaard met wonderen. Deze noemden zij, evenals hun tijdgenoten, ook wel krachten:
“Want indien in Tyrus en Sidon die krachten waren geschied, welke in u geschied zijn” (Matteüs 11:21).
“… waar heeft Hij deze dingen vandaan en wat is dat voor een wijsheid, die Hem gegeven is? En zulke krachten, als door zijn handen geschieden?” (Marcus 6:2).
“… hoort deze woorden: Jezus de Nazareeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft …” (Handelingen 2:22).
“De tekenen van een apostel zijn bij u verricht met alle volharding, door tekenen, wonderen en krachten” (2 Korintiërs 12:12).
“God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus …” (Handelingen 19:11).
“Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt …” (Galaten 3:5).
Zij konden deze wonderen of krachten doen, omdat Gods kracht in hen was, zoals wij hiervoor zagen:
“… wij doen onszelf in alles kennen als dienaren van God … in een heilige geest … in (de) kracht van God …” (vertaling 2 Korintiërs 6:4-7 uit Grieks).
De doop in Christus
De kracht die in Paulus werkte, was eigenlijk Jezus Christus zelf. Hij zette immers vanuit de hemel het werk, dat Hij onder het volk Israël was begonnen, voort in zijn apostelen. Daarom zei hij: Christus leeft in mij (Gal. 2:20). En zo behoort het te zijn voor allen die in Jezus Christus geloven. Maar om Hem in ons te kunnen laten leven, zijn er bepaalde voorwaarden. Zo vraagt Hij van ons een heilig en rein leven, zodat ons lichaam een tempel kan zijn, waarin Hij kan wonen:
“Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont, die u van God ontvangen hebt, en dat u niet van uzelf bent? Want u bent gekocht en betaald. Verheerlijk dan God met uw lichaam” (1 Korintiërs 6:19).
Voordat het zover is, moeten wij de deur van ons leven open doen, zodat Hij binnen kan komen. Dat doen we door ons open te stellen voor het evangelie en te gehoorzamen aan Gods wil:
“Zie, Ik sta aan de deur en ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomenen maaltijd met hem houden” (Openbaring 3:20).
Eén van de dingen die Hij vraagt, is ons te laten dopen in het geloof in Christus Jezus (Marcus 16:16; Handelingen 8:37). In Handelingen is te zien dat de doop plaatsvond op de naam van Christus Jezus:
“Bekeert u en een ieder late zich dopen op de naam van Christus Jezus, tot vergeving van zonden” (Handelingen 2:38).
Hiermee wordt, menen wij, bedoeld dat de dopeling, samen met de getuigen van zijn doop, de naam van Christus aanriep. Want christenen stonden bekend als mensen die de naam van Christus, en God uiteraard, aanroepen:
“En het zal zijn dat al wie de naam van de Here aanroept, behouden zal worden” (Handelingen 2:21; Romeinen 10:12-14).
“… en hier heeft hij (Saulus) volmacht van de overpriesters om allen, die uw naam (van Jezus) aanroepen, gevangen te nemen” (Handelingen 9:14; zie ook vers 21).
“… aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die overal de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen” (1 Korintiërs 1:2).
“Zijn zij het niet, die de goede naam, welke over u aangeroepen is, lasteren?” (Jakobus 2:7)
“En indien u Hem als Vader aanroept… wandelt dan in vreze …” (1 Petrus 1:17).
Ook staat in Handelingen en de brieven, dat men in de naam van Christus werd gedoopt. Hierbij wordt Hij gezien als Gevolmachtigde van zijn Vader, Die de Gever is van het bevel om te dopen:
“En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus” (Handelingen 10:48).
“… zij waren … gedoopt in de naam van de Here Jezus.” (Handelingen 8:16)
“En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus” (Handelingen 19:5).
Interessant in het tweede en derde voorbeeld is, dat het Griekse woord dat vertaald werd met in eis is. Hiermee wordt vaak een beweging bedoeld. In het Engels kan dit beter weergegeven worden, omdat deze taal twee woorden heeft voor in: in en into. In is een toestand (in huis zijn) en into is actief (het huis ingaan). In het Nederlands wordt in sommige gevallen wel tot vertaald (bijvoorbeeld Romeinen 6:18). Wie gedoopt is, is dus overgegaan tot Christus, van de oude toestand in Adam naar een nieuwe toestand in Christus. Voortaan is hij of zij van Hem en in Hem in plaats van ’van en in de wereld’.
Op vele plaatsten in de Bijbel lezen we over de naam van God of van de Here aanroepen, en gedoopt worden op of in de naam van Jezus. En opvallend in verband met ons onderwerp is dat er maar één passage is waarin de Here Jezus vraagt te dopen in de naam van de Heilige Geest:
“Gaat dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest” (Matteüs 28:19).
Wat wordt hiermee bedoeld? Voor het verstaan van Jezus’ woorden is het belangrijk te weten dat het Griekse woord voor in weer eis is (= into). Er wordt dus een overgang bedoeld en wel tot de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest. Eerst behoorden we tot een andere naam, zeg voor het gemak maar van Adam, of van uw ouders; maar na de doop niet meer. Als gevolg van deze overgang komt de gelovige onder de Geest die God en Christus beloofden. De bekende commentator Kittel meende dat bedoeld werd: door de doop tot gemeenschap met God door Christus, onder de werking van de Geest te komen. En dat past uitstekend bij wat wij tot nu toe hebben gezien over de werking van God door en in Zijn Geest.
Alle tekstvermeldingen uit de NBG Vertaling van 1951, tenzij anders vermeld