Zuurdesem
Eén van de woorden die we in oudere Bijbelvertalingen kunnen tegenkomen, is het woord ‘zuurdesem’, ook wel ‘zuurdeeg’. Zuurdeeg werd in bijbelse tijden gebruikt om brood bij het bakken te laten rijzen. Moderne vertalingen (maar de NBV dus weer niet) neigen er daarom naar het te vertalen met ‘gist’, omdat dat is wat wij nu voor dat doel gebruiken. Maar je kunt je terecht afvragen of dat toelaatbaar is. In de eerste plaats is het een stukje geschiedvervalsing, maar er is meer.
Zuurdeeg is oud deeg dat je zuur hebt laten worden. Als je dat vervolgens door een nieuw deeg heen kneedt, en dat een tijdje wegzet, hebben de organismen die de verzuring veroorzaken zich zodanig vermenigvuldigd dat het gehele deeg is ‘doorzuurd’. Tijdens het bakken veroorzaakt dit vervolgens een mate van gasvorming die het brood doet rijzen en luchtig maakt. Maar vóór het broodbakken werd een deel van dat deeg opzij gezet, om de volgende dag te dienen als zuurdeeg voor het volgende baksel. Dat opzij gezette deeg was dan al zuur, zodat je niet zo lang hoefde te wachten tot het de gewenste mate van verzuring had bereikt. Dit was dus een continue productiecyclus: elk dagelijks gezuurd deeg leverde de basis voor het volgende, doordat een deel ervan opzij werd gezet voor het volgende deeg. Een moderne hygiënist zal je vertellen dat wanneer het deeg, om wat voor reden dan ook, verontreinigd raakt, je die verontreiniging dan ook continu doorgeeft aan elk volgend deeg. Maar in de Wet van Mozes was voorzien in een oplossing daarvoor.
De Wet bevatte een voorschrift dat tijdens het Paasfeest (‘pesach’ in het Hebreeuws), en de daarop volgende week, uitsluitend ongezuurd brood mocht worden gegeten. Dit vinden we aangeduid als ‘het feest van de ongezuurde broden’, dat dus niet het eigenlijke Paasfeest zelf is, maar er wel mee samenvalt. Die week mocht niet alleen geen gezuurd brood worden gebakken of gegeten, er mocht ook geen laatste restje zuurdeeg in huis zijn. Het uitdrukkelijke gebod was zelfs dat er die week totaal niets ‘gezuurds’ in hun huizen gevonden mocht worden (dus ook geen restjes oud gezuurd brood). Dat betekende daarom dat er vooraf grote schoonmaak diende te worden gehouden, om zelfs de laatste kruimels te verwijderen.
Na die week moest er natuurlijk eerst weer totaal nieuw zuurdeeg worden gemaakt, voordat er weer een nieuwe cyclus kon beginnen. Wanneer we dan ook nog bedenken dat het Paasfeest het begin markeerde van een nieuwe oogst (bij dat feest werden de ‘eerstelingschoven’ van de gerst aangeboden, waarmee de totale oogst begon) dan wordt duidelijk dat dit symbolisch is voor een totaal nieuw begin: met het Paasfeest werd een radicaal nieuw begin gemaakt, met nieuw graan (en dus meel) en nieuw zuurdeeg. De oude cyclus was beëindigd en een nieuwe begon. Het geeft een beeld van totale reiniging en een volledig nieuw begin.
Ook in de evangeliën vinden we zuurdeeg, als een vorm van beeldspraak door Jezus, vermeld, zoals in dit voorbeeld uit Matteüs (met parallellen in Marcus en Lucas):
“Wees terdege op je hoede voor de zuurdesem van de Farizeeën en de Sadduceeën’ … Toen begrepen ze dat hij niet bedoelde dat ze op hun hoede moesten zijn voor de zuurdesem in het brood, maar voor het onderricht van de Farizeeën en de Sadduceeën.” (Matteüs 16:6,12)
Zuurdeeg wordt daarom vaak gezien als een symbool van zonde of onreinheid, maar de werkelijke relatie is minder direct. Zuurdeeg staat voor continuïteit, voor het voortdurend mengen van het nieuwe met het oude. En wanneer dat oude niet deugt, of in elk geval tekortschiet, werkt dat onvermijdelijk door in het nieuwe. Maar op zichzelf hoeft het oude niet verontreinigd te zijn, en dan wordt het nieuwe er ook niet door verontreinigd. Zoals in deze gelijkenis, waarin Hij hen zei:
“Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen te voorschijn haalt.” (Matteüs 13:52)
En we hoeven dus ook niet te schrikken van die andere gelijkenis van Jezus:
“Het koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem die door een vrouw met drie zakken meel werd vermengd tot alle meel doordesemd was.” (Matteüs 13:33)
Dit vertelt ons alleen maar dat het Koninkrijk net zo volledig doorwerkt als zuurdesem in een deeg. En zolang we maar begrijpen dat zuurdeeg hier geen beeld is van zonde, maar van volkomen doorwerking, is er ook met dit beeld dus niets mis.
Paulus berispte de gemeente te Korinte dat die te laks was om op te treden tegen iemand in hun midden, die zich buitengewoon schandelijk gedroeg (1 Korintiërs 5:6-8):
“U hebt geen enkele reden om zo zelfvoldaan te zijn. Weet u niet dat al een beetje desem het hele deeg zuur maakt? Doe de oude desem weg en wees als nieuw deeg. U bent immers als ongedesemd brood omdat ons pesachlam, Christus, is geslacht. Laten we daarom het feest niet vieren met de oude desem van kwaad en ontucht, maar met het ongedesemde brood van reinheid en waarheid.”
Korinte was een havenstad waar een losse moraal eerder regel was dan uitzondering, en zijn gedrag, zei Paulus, behoorde tot de allerslechtste heidense levensstijl. Hier had iemand zijn leven in Christus vermengd met een stuk zwaar verontreinigd ‘oud deeg’ uit zijn heidense periode. En dat ging niet alleen hemzelf aan, maar ook de gemeente. Het beeld dat Paulus hiervoor gebruikte, gaat uit van dat Paasfeest (‘pesach’) en het bijbehorende feest van de ongezuurde broden. Christus is ons Paaslam, zei hij, en Hij heeft voor ons een nieuw begin gemaakt. Maar jullie hebben verzuimd je huis naar behoren te reinigen. Je viert het feest met het oude Griekse zuurdesem van kwaad en ontucht nog in de keukenkastjes, in plaats van daadwerkelijk een nieuw begin te hebben gemaakt. Maak dat verzuim dan nu eerst eens goed, dan zijn jullie pas echt een nieuw verbondsvolk. Dat is dus de ware symbolische betekenis van zuurdeeg; en in dat licht gezien mist een vertaling met ‘gist’ dus volledig het doel.
Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.