Psalm 3/4 - Ik vrees de tienduizenden niet
Zoals de beschrijving er boven ons vertelt, gaat Psalm 3 (en volgens velen ook Psalm 4) over de tijd “toen David vluchtte voor zijn zoon Absalom”. De man die vroeger geen vrees had voor welke vijand dan ook, vluchtte nu voor zijn eigen zoon. Hij verliet Jeruzalem en Absalom had (voor een korte tijd) de leiding.
In Psalm 3:2 spreekt David zijn angst uit over het toenemend aantal mensen dat tot Absalom overging: “O HERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders; velen staan tegen mij op” – wat helemaal overeenkomt met het verslag in Samuël: “Zo werd het een machtige samenzwering, en voortdurend kwam er meer volk bij Absalom” (2 Samuël 15:12). Ging het werkelijk om tienduizenden die zich verzetten tegen David? In 2 Samuël 17:1 geeft Achitofel raad aan Absalom: “Laat mij toch twaalfduizend man uitkiezen; dan wil ik mij gereedmaken en David vannacht nog achtervolgen”. Het ging dus in ieder geval om twaalf duizend!
Er zijn nog meer overeenkomsten tussen deze psalmen en het verslag in Samuël. Psalm 4:8 vertelt van een tijd “toen koren en most overvloedig waren”. Mensen die met David uit Jeruzalem vluchtten zouden geen overvloed hebben aan eten en drinken – en toch heeft Psalm 4 gelijk: “Siba kwam (David) tegemoet met een paar gezadelde ezels, beladen met tweehonderd broden, honderd rozijnenkoeken, honderd rijpe vruchten en een kruik wijn” (2 Samuël 16:1; zie ook 17:28,29). Zulke overeenkomsten zijn toch geen toevalligheid!
Hoe is dan de confrontatie met Absalom afgelopen? De opstand duurde niet lang: in de strijd kwam Absalom om en David keerde terug naar Jeruzalem. Alles schreef hij echter aan God toe: “Gij, HERE, zijt een schild dat mij dekt … De verlossing is van de HERE, uw zegen zij over uw volk” (3:4,9). Ook Psalm 4 getuigt van Davids vertrouwen op God: “Weet toch, dat de HERE Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd; de HERE hoort, als ik tot Hem roep” (4:4).
Deze twee psalmen werden, vanwege de woordkeus, later bij de tempeldienst als morgen- en avondliederen gebruikt: “Ik legde mij neder en sliep; ik ontwaakte, want de HERE schraagt mij” (3:6); “In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want gij alleen, o HERE, doet mij veilig wonen” (4:9).
Deze psalmen kunnen ook ons vrede geven. God doet óns veilig wonen – nu, en tenslotte in Zijn Koninkrijk.