De brieven van Johannes
Auteur — Johannes
Tijd — 85 - 100 na Chr.
Samenvatting — Dit zijn waarschijnlijk de laatste geschriften van het Nieuwe Testament. De situatie verschilt nu sterk van die tijdens de periode van de andere brieven. Er is geen enkele tendens meer naar het houden van de Mozaïsche wet, maar wel wordt het zuivere geloof nu bedreigd door de invloed van Griekse filosofie. Die manifesteert zich het sterkst in leer van de zgn. gnostiek. Deze leert globaal een volledige scheiding tussen geest en materie, en ‘ingewijd’ zijn is er een belangrijk element van. De aspecten die Johannes in zijn eerste brief bestrijdt zijn:
- De leer dat Jezus en ‘de Christus’ verschillende personen zouden zijn. De goddelijke Christus zou bezit hebben genomen van de mens Jezus bij diens doop, en hem weer verlaten hebben bij zijn kruisiging. Zie bijv. 1 Johannes 2:22 en 2 Johannes 7.
- De leer dat een mens met zijn materiële lichaam niet zou kunnen zondigen, maar alleen met zijn geest. Wat hij met zijn lichaam doet zou dus nooit zonde kunnen zijn. Zie bijv. 1 Johannes 1:10.
- De opvatting dat de ingewijden op een hoger plan zouden staan dan de oningewijden, waarop zij dus kunnen neerzien. Johannes noemt dit: ‘je broeder haten’ (1 Johannes 2:9).
Hij herinnert zijn lezers aan het feit dat Jezus zelf, in zijn rede op de Olijfberg (bijv. Matteüs 24) heeft gewaarschuwd voor valse profeten (mensen die ten onrechte beweren namens God te spreken) die de gelovigen zullen misleiden door een valse Christus te prediken. Paulus had zulke valse leer al aangeduid als een ‘ander evangelie’ en een ‘andere Christus’ (zie de brieven aan de Galaten en de Korintiërs). Johannes duidt de leer de hij hier bestrijdt aan met de term ‘antichrist’, letterlijk: ‘een surrogaatchristus’ (1 Johannes 2:18, 2 Johannes 7). Beiden gebruiken in dit verband de uitdrukkingen valse profeten en misleiding. Maar Johannes past de term ‘antichrist’ vooral toe op de predikers zelf (1 Johannes 2:18, 22). Het begin van de eerste brief leest sterk als het begin van zijn Evangelie, en het feit dat hij van dat Evangelie zegt dat het is geschreven “opdat u gelooft dat Jezus de Messias (Christus) is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam” maakt het aannemelijk dat het in dezelfde tijd is geschreven, en met hetzelfde doel.
1 Johannes
Opbouw van de brief
- Aanhef, de positie van Jezus — hoofdstuk 1:1 – 4
- Wandelen in het licht (van het ware evangelie) of in duisternis (van de gnostische leer) — hoofdstuk 1:5 – 2:17
- De valse leer: antichristen — hoofdstuk 2:12 – 27
- De ware leer: kinderen van God — hoofdstuk 2:28 – 3:10
- Zij die hun broeder liefhebben en zij die hem haten — hoofdstuk 3:11 – eind
- Het kenmerk van de ware leer: Jezus belijden als de Christus — hoofdstuk 4:1-6
- Het kenmerk van de ware kinderen Gods: broederliefde — hoofdstuk 4:7 – eind
- Conclusie en slotwoord — hoofdstuk 5
2 Johannes
Samenvatting — De brief is gericht aan een plaatselijke gemeente (aangeduid als: de uitverkoren vrouw). Johannes vermaant die niet om te gaan met predikers die deze leer verkondigen. Hij vertelt dat hij zelf spoedig bij hen op bezoek zal komen om dat verder toe te lichten.
3 Johannes
Samenvatting — De brief is gericht aan een zekere Gajus, een lid van een plaatselijke gemeente. Johannes prijst hem om zijn zorg voor rondreizende geloofsgenoten, die rondgaan om het geloof te verkondigen. Maar hij uit kritiek op iemand die in de gemeente de macht wil grijpen en kennelijk Johannes wil beletten zaken in de gemeente recht te zetten. Johannes vertelt dat hij zelf spoedig bij op bezoek zal komen.