De klipdas
Naast de mieren noemt Agur de klipdassen als klein maar ontzettend wijs (Spreuken 30:26). Klipdassen, wonen in rotsachtig terrein, waar zij in de spleten schuilen (Psalm 104:18). De NBG ’51 geeft met: “zij maken hun woning in de rots” een betere vertaling van Spreuken 30:26 dan de NBV met: “maken holen in de rots”. Machtig zijn zij niet, maar zij weten een veilige plek te vinden waar hun vijanden, roofvogels en roofdieren, hen niet kunnen pakken.
Hoewel zij in veel opzichten op marmotten lijken, zijn zij herkauwende hoefdieren, maar zonder ‘gespleten hoeven’. Daarom mochten zij volgens de Wet toch niet gegeten worden (Leviticus 11:5; Deuteronomium 14:7). In bepaalde opzichten zijn zij aan de olifanten verwant; in Afrika zijn zij als ‘het kleine broertje van de olifant’ bekend! Daar zijn zij inheems en je komt ze overal in Afrika tegen. Er zijn drie geslachten met 11 ondersoorten. Naast rotsbewoners zijn er ook boombewoners. Van Kenia en Ethiopië tot in Syrië komt het geslacht Procavia capensis syriaca voor. Dit is de klipdas die in de Bijbel wordt vermeld. In Israël zijn zij te vinden in de Jordaanvallei, rondom het Meer van Galilea en in de zuidelijke woestijngebieden.
Klipdassen zijn geweldige springers. Zij kunnen een kloof van wel vier meter breed overbruggen! Hoe zij dat kunnen? Omdat hun voeten zijn voorzien van elastische zoolkussens, die hen in staat stellen ook gladde en bijna verticale rotswanden te beklimmen. Als zij werkelijk gespleten hoeven hadden zou dat niet mogelijk zijn.
De rotsbewonende klipdassen zijn sociale dieren die in grote kolonies wonen. Net als andere koloniedieren zijn zij zeer waakzaam en alert! Een aantal ‘wachters’ zorgt voor de veiligheid. Bij de eerste dreiging, slaan ze luid piepend alarm, en daarop reageren de anderen direct.
In een zeker opzicht zijn klipdassen een beeld voor de ware gelovige. Zij weten waar zij veilig zijn: bij de Rots. Zij zijn niet bang voor uitdagingen, want zij zijn in staat van vreugde te springen. Zij houden de wacht en verbergen zich voor het onheil. Misschien kunnen wij van hen leren?