Schijfmaterialen in het midden-oosten
Mesopotamië
Het oudste schrijfmateriaal dat in het Midden-Oosten werd
gebruikt was klei. Wie het vroegste schrift bestudeert, ziet dat steeds
werd geschreven op ruim voorhanden zijnd materiaal. In Mesopotamië was
dit klei. De Bijbel vertelt hoe de mensen die zich daar het eerst
vestigden klei begonnen te gebruiken voor hun bouwwerken: in plaats van
willekeurig gevormde natuurstenen gebruikte men handgevormde geometrisch
zuivere, 'stenen’ van in de zon gedroogde klei (Genesis 11:2-3). Het
lag voor de hand dit materiaal ook te gebruiken om op te schrijven. Met
een gepunte stok of rietstengel trok men lijnen in vochtige klei die
daarna in de zon gedroogd een redelijk duurzaam archiefstuk vormde. De
tabletten waren zo groot dat ze juist in een handpalm pasten. Men
ontdekte al spoedig dat een stokje dat een lijn in klei trekt een beetje
klei uit de groef voor zich uitstuwt. Deze klei-krulletjes waren lastig
en het was dus handiger om de lijnen in de klei te drukken dan te
kerven. Hiervoor ontwikkelde men een mesvormig schrijfstokje. Uiteraard
kon men met de meskant alleen rechte lijnen maken. Het oorspronkelijke
beeldschrift werd daarom sterk gestyleerd. Bovendien kon men het
schrijfblad (het 'mes’ dus) alleen onder een hoek in de klei drukken. De
punt van het blad ging dus dieper dan de achterzijde. Omdat het blad
van boven naar beneden (naar de snijkant toe) dunner werd, was de zo
geproduceerde groef breed aan de voorkant en liep hij naar achteren toe
uit in een wigvormige punt. Zo ontstond 'cuneiform’ of 'spijkerschrift’.
De schrijver kon in theorie zijn lijnstukjes in elke gewenste richting
laten lopen. Hij beperkte zich echter tot horizontaal, verticaal en
diagonaal, als de acht hoofdrichtingen van een kompas. Om praktische
redenen vielen hiervan zuid, zuidoost, oost en noordoost af; zij
vereisten een te onnatuurlijke stand van de hand. Wat overbleef waren de
richtingen noord, noordwest, west en zuidwest. Door de schrijfkant van
het blad dieper of minder diep in de klei te drukken ontstonden langere
of kortere wiggen. Twee extra tekens ontstonden door het schrijfblad in
de 'westrichting’ bijna verticaal in de klei te zetten, de ene keer wat
dieper dan de andere. Dit gaf een driehoekig soort teken. In totaal kon
de schrijver zijn schrijftekens dus opbouwen uit tweemaal vijf
deeltekens.
Al deze veranderingen maakten het schrift weliswaar
moeilijker om te leren (de relatie met de oorspronkelijke plaatjes was
geheel verloren gegaan) maar ook veel sneller en efficiënter in het
gebruik. Wat dit verhaal ons verder leert, is dat de vorm van het
schrift (in dit geval spijkerschrift) ontstaat op grond van de
eigenschappen van het gebruikte schrijfmateriaal. Afwijkingen van het
voorafgaande ontstaan wanneer het schrift zijn min of meer definitieve
vorm al heeft gekregen en men overgaat op ander schrijfmateriaal. Zo
zijn er veel spijkerschrift inscripties gevonden op stenen van
bouwwerken, op stenen zuilen (steles) en steentabletten. De wiggen
moesten dan stuk voor stuk uitgehakt of gekerfd worden. Het
spijkerschrift was niet geschikt voor schrijven in steen, en was er ook
nooit voor bedoeld. Maar de koning wilde toch zijn heldendaden voor het
nageslacht bewaren.
Meer informatie over het spijkerschrift
Egypte
Een andere soort schrift werd in Egypte ontwikkeld. De Egyptenaren gebruikten papyrus als schrijfmateriaal. Dit
wordt gemaakt door van papyrusrietstengels dunne repen te snijden en ze
verticaal naast elkaar te leggen, met daar overheen een tweede
horizontale laag . Door persen of kloppen wordt uit de repen plantensap
geperst dat, na drogen, de beide lagen aan elkaar 'lijmt’. Na
gladschuren is het ontstane blad geschikt om beschreven te worden met
een soort penseel. Men schreef gewoonlijk alleen op de 'horizontale’
voorzijde. Alleen in uitzonderingsgevallen (relatief veel tekst) schreef
men ook op de achterkant (Ezechiël 2:10, Openbaring 5:1). Omdat het
materiaal zo dun was, kon het opgerold worden. Door meerdere bladen aan
elkaar te bevestigen, ontstond een langere rol, waar vrij veel tekst op
kon. Aangezien een penseel weinig beperkingen oplegt aan de gebruiker
bleef het beeldschrift bestaan uit herkenbare beelden:
hiëroglyphenschrift. Daarnaast ontwikkelden zich ook twee vormen van
tekenschrift, het hiëratisch dat er heel globaal uitziet als Chinees, en
het demotisch dat bijna alfabetisch aandoet. Toch bleef het
hiëroglyphenschrift nog heel lang in gebruik. Het bestond ten dele uit
pictogrammen en ideogrammen, maar was ten dele ook fonetisch.
Israël
Omstreeks de tijd dat het volk Israël uit Egypte trok om
zich te vestigen in Kanaän ontstond in dat gebied een derde
schriftsoort, het alfabetisch schrift. Het grote verschil was dat er
maar een beperkte hoeveelheid tekens was die gemakkelijk te leren waren
(in het Hebreeuws 22 - uitsluitend medeklinkers). Dit in tegenstelling
tot de ca. 2000 tekens in het spijkerschrift en hiërogliefenschrift. In
Egypte en Mesopotamië was er een beroep: schrijver, waar zelfs een
koning van afhankelijk zou zijn omdat hij zelf het lezen en schrijven
niet machtig was. In Israël leerde iedereen (of mogelijk alleen de
jongens) het alfabet, zodat er geen aparte schrijvers bestonden.
Meer informatie over het alfabet
Deze
ontwikkeling is van enorme betekenis geweest. Want alleen een
alfabetisch schrift is in staat de klanken van een taal volledig weer te
geven. Woorden en begrippen als liefde, goedertierenheid of trouw zou
men nooit met het oude op plaatjes (pictogrammen) gebaseerde schrift
hebben kunnen uitdrukken. Gods volledige openbaring vergde daarom een
alfabetisch schrift dat alle woorden uit een taal kon weergeven.
Bovendien betekende het dat de gehele bevolking, en niet alleen een
schrijversklasse, kon lezen en schrijven. Zo kon de Israëliet uit later
tijden zelf de schrift bestuderen, zonder afhankelijk te zijn van
een priesterklasse. Aanvankelijk werd geschreven op kleitabletten. Men
kraste de lijntjes in de weke klei. Omdat de lettertekens zoveel
eenvoudiger waren heeft men geen last gehad van het opstuwen van
krulletjes klei, of er zich minder om bekommerd. Uiteraard leende dit
schrift zich, beter dan het spijkerschrift, voor inscripties in steen.
Men kon het inkrassen met een scherpe pen.
Toen men op een gegeven
moment uit Egypte 'inkt’ en 'penseel’ had overgenomen werd het mogelijk
om op materialen te schrijven. Men ging toen ook potscherven
gebruiken als schrijfmateriaal. Men noemt zo’n beschreven potscherf met
een Grieks woord: ostrakon (ostracisme was een Grieks volksgerecht
waarbij over iemands verbanning in de volksvergadering werd beslist bij
schriftelijke stemming, waarbij ostraka als stembriefjes dienden). Zulke
ostraka bevatten vaak zeer officiële correspondentie en men moet ze dus
niet zien als 'kladpapier’. Ze vormden een welkom schrijfmateriaal.
Opvallend is dat de vorm van het schrift zich wijzigde: de letters
kregen nu 'dikte’. Hieruit ontwikkelde zich later het Hebreeuwse
'kwadraatschrift’ dat we nu nog kennen. In veel later tijd is nog een
ander schrijfmateriaal in gebruik gekomen, dat vooral de Romeinen
gebruikten: het wastafeltje. Dit bestond uit een tweedelig, in het
midden scharnierend houten plankje dat aan de 'binnen’ zijde was
voorzien van een laagje was. Hierin kon men met een stift letters
krassen. Wreef men met de stompe achterzijde van de stift over de was,
dan werden deze uitgewist. Dit moet een van de eerste notitieboekjes
zijn geweest. Waarschijnlijk is zo’n wastafeltje bedoeld in Lucas 1:63.
Materialen in het Oude Testament
- Kleitabletten werden veel gebruikt voor koopcontracten. Ze moesten een generatie meegaan; dan waren koper, verkoper en getuigen overleden en had er niemand meer belang bij. Later werd het contract vaak in tweevoud opgemaakt; één exemplaar werd in een klei omhulsel (een envelop) gestopt, waarop koper en verkoper hun zegel zetten, en gebakken. In geval van dispuut had men, naast het 'open' exemplaar, ook nog een verzegeld exemplaar waar niet mee geknoeid kon zijn. We vinden deze praktijk in Jeremia 32:10-14. Een veel ouder koopcontract zit mogelijk verborgen in Genesis 23:17. Hethieten hadden de gewoonte een stuk land te omschrijven met behulp van het aantal bomen dat er op stond: deze werden ook in het koopcontract vermeld. De vermelding van de bomen in dit vers zou kunnen betekenen dat de schrijver hier citeert uit het oorspronkelijke contract.
- Steen werd vooral gebruikt voor koninklijke proclamaties en wetgeving. Deze moesten immers van geslacht op geslacht leesbaar blijven. Voorbeelden zijn stèles zoals die van Merneptah en Mesa of de steen met de wetgeving van Hammurabi. Het is dus volkomen logisch dat ook de kern van de wet die op Sinaï werd gegeven op steen stond. Het beeld van in steen gegrift schrift is elders gebruikt voor iets wat niet vergeten kan of mag worden (Job 19:24; Jeremia 17:1).
- Ostraka werden, zoals gezegd, vooral gebruikt voor allerlei vormen van correspondentie. In Lachish zijn tientallen ostraka opgegraven uit de tijd van het beleg van Jeruzalem door Nebukadnezar. Eén ervan bevat de zin: 'En zie, de woorden van de profeet zijn niet goed, zij verzwakken onze handen, zij ontkrachten de stad en het land' (ostrakon 6). Men vergelijke dit verwijt met de aanklacht tegen de profeet Jeremia (Jeremia 38:4).
- Voor schrift van meer blijvende waarde, dat toch telkens weer geraadpleegd moest worden, gebruikte men papyrus of leer dat, op een rol, vrij veel tekst kon bevatten. Jeremia's profetieën, bijvoorbeeld, werden op zo'n rol geschreven (Jeremia 36, zie ook Jeremia 51:60-64).
De teksten van het Nieuwe Testament
De geschriften van het NT zijn vermoedelijk geschreven en gekopieerd op papyrusrollen. We weten dat ze al spoedig een ruime verspreiding hebben gevonden. Toen men de waarde ervan als geïnspireerde schrift begon te beseffen werden ze gekopieerd op duurzamer materialen als leer en perkament. Weinigen bezaten in die tijd de luxe van eigen schriftrollen. Van de Joden te Berea lezen we dat zij "... het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen, of deze dingen zo waren" (Handelingen 17:11). We zullen ons daarbij moeten voorstellen dat zij die Schriften raadpleegden in de plaatselijke synagoge. Maar van de apostel Paulus lezen we dat hij Timoteüs vraagt: "Als gij komt, breng dan de mantel mede, die ik te Troas bij Karpus liet liggen, en ook de boeken, vooral de perkamenten" (2 Timoteüs. 4:13). De perkamenten zijn ongetwijfeld schriftrollen geweest die hij gebruikte voor zijn studie. Maar de schriftgeleerde Paulus was geen gewone joodse burger. Ook de christenen zullen in principe alleen gezamenlijke schriftrollen hebben bezeten, eerst op papyrus, later op het duurzamer perkament. Het overschrijven gebeurde met enthousiasme, maar minder nauwkeurig dan de Joden het Oude Testament overschreven. Anderzijds bezitten wij zoveel kopieën van de nieuwtestamentische boeken dat het door nauwkeurig vergelijken mogelijk is om de oorspronkelijke tekst te reconstrueren. Ook hier mogen wij erop vertrouwen dat de boodschap grotendeels ongeschonden tot ons is gekomen.
Materialen in latere tijd
Vanaf de tweede eeuw werd steeds meer uitsluitend perkament gebruikt voor het kopiëren van de Bijbeltekst. Hiervoor werden de huiden van schapen, geiten en soms kalveren gebruikt. In de vierde eeuw begon men deze vellen niet meer aan elkaar vast te maken om een lange rol te vormen, maar ze op elkaar te leggen en in te binden als een boek. De Romeinen waren al gewend hun houten wastafeltjes aan elkaar te binden en het resultaat een codex te noemen (van het Latijns caudex - een houtblok). Deze perkamenten boeken werden ook codex genoemd. Dit bleef gedurende de middeleeuwen de normale verschijningsvorm van een boek. Boeken waren, door de omslachtige productiemethode (overschrijven) en het gebruikte materiaal (perkament) erg prijzig.
Met de uitvinding van het boekdrukkunst kwam ook een tweede ontwikkeling naar Europa: papier. Gutenberg (waarschijnlijk de uitvinder van de boekdrukkunst), heeft de eerste oplage van zijn gedrukte boek - een Latijnse Bijbel - voor de helft op perkament en voor de helft op papier gedrukt. Om één Bijbel op perkament te maken had hij de huiden van 650 schapen nodig. Zonder papier had de boekdrukkunst geen vlucht genomen. Het op dergelijke schaal slachten van dieren voor hun huiden had een boek nog steeds erg kostbaar gemaakt, terwijl de benodigde dieren voor een grootschalige boekdruk eenvoudig niet beschikbaar waren geweest.
Na Gutenberg zijn alle boeken op papier gedrukt. In de vorige eeuw kwamen daar andere vormen bij, zoals elektronisch, zodat de Bijbel tegenwoordig ook in digitale vorm op internet te vinden is. Enkel het beschermen van auteursrechten (van de vertaling) belemmert het vrijelijk beschikbaar stellen van alle vertalingen. Oudere vertalingen zijn daarom ruim voorhanden.