Megiddo en de Vlakte van Jizreël
Tussen de cultuurgebieden in het noorden, aan de oevers van de rivier de Eufraat, en die in het zuiden, aan de oevers van de Nijl en in de Nijldelta, liep eeuwenlang een handels- en verbindingsweg over zandvlakten en via bergpassen naar strategisch gelegen steden.
Eén van die steden was Megiddo, gelegen tegen de flanken van het Karmel gebergte en aan de rand van het Dal van Megiddo of de Vlakte van Jizreël. Farao Toetmosis III, die in de eerste helft van de 15de eeuw voor onze jaartelling maar liefst zestien veldtochten naar Azië ondernam, slaagde er slechts onder grote tegenstand in Megiddo te veroveren. Zijn buit bestond uit o.a. 2041 paarden en 924 wagens. De stad had dus in die tijd een grote slagkracht.
Megiddo kwam pas in de tijd van koning David in Israëlische handen. Zijn zoon Salomo liet een aantal steden, waaronder Megiddo, door onderworpen Kanaänieten inrichten als voorraad- wagen- en ruitersteden (1 Koningen 9:15). De stad werd tijdens de Assyrische verovering van het land verwoest, en er rest slechts een puinheuvel. Bij opgravingen in deze, 8 km ten westen van de huidige stad Afula gelegen, Tel Megiddo, zijn de fundamenten van paardenstallen en voorraadkamers blootgelegd. Deze stammen uit de tijd dat Achab koning was over het Tienstammenrijk Israël. Vele malen hebben volkeren, komende van noord en zuid, in de Vlakte van Jizreël strijd geleverd om de hegemonie van hun rijk (zie 2 Kronieken 35:22).
Megiddo wordt ook wel ‘Har-Megiddon’ genoemd, wat ‘berg van Megiddo’ betekent. Van deze benaming komt het ‘Harmágedon’ uit Openbaringen 16:16: En hij verzamelde hen op de plaats, die in het Hebreeuws genoemd wordt Harmágedon. In het derde hoofdstuk van het boek van de profeet Joël wordt dit ‘het dal van Josafat’ genoemd. Hier zullen eens de volkeren die Gods volk willen vernietigen, de strijd aanbinden. Dan zal God ingrijpen, en als triomfator door de mens worden erkend als De Koning over de gehele aarde.