Ontmoeting met Maria, de moeder van Jezus
Lucas vertelt over twee bijzondere geboorten: de eerste van Johannes de Doper, de voorbode van de Here Jezus, en de tweede van Jezus zelf: “In de zesde maand (van de zwangerschap van Elisabeth) zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje (maagd) dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je’. Maria schrikt en vraagt zich af wat dit te betekenen heeft. De engel gaat verder: “Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen”. Tot haar verbazing hoort zij dat ze zwanger zal worden voordat ze met Jozef getrouwd is. Ze stelt daarom de vraag: “Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad”. Waarop Gabriël haar vertelt: “De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God”. Gabriël vertelt haar ook dat haar oude tante Elisabeth al zes maanden zwanger is. Heel nederig, en vol geloof, antwoordt zij: “De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd”. Ze denkt niet aan alle problemen die er nu voor haar gaan komen. Wie zal haar geloven? Iedereen zal denken dat ze overspel heeft gepleegd. Hoe zal Jozef reageren? Als hij haar verlaat zal ze helemaal alleen zijn, niemand zal voor haar willen zorgen. Op overspel staat zelfs de doodstraf.
Ze gelooft de woorden van Gabriël en besluit direct naar Elisabeth te gaan. De begroeting van Elisabeth klinkt haar als muziek in de oren. Ze krijgt hierdoor nog een bevestiging dat Gabriël de waarheid heeft gesproken: “Toen Elisabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld met de heilige Geest en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan’.” Deze woorden tonen dat Maria de woorden van Gabriël direct geloofde, in tegenstelling tot Zacharias, die als bewijs een teken vroeg. Maria antwoordt Elisabeth met een lofzang. Hierin laat zij voor het eerst haar grote blijdschap zien, om wat de Here voor haar heeft gedaan. “Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam”. Dit is alles wat zij over zich zelf zegt. Belangrijker voor haar is de vervulling van Gods heilsbeloften: “Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd: hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.” Uit de lofzang, waarin vele aanhalingen uit de psalmen en profeten staan, blijkt dat Maria de Schriften goed kende. Na haar terugkeer neemt Jozef zijn verloofde Maria bij zich in huis. God had hem in een droom de situatie uitgelegd. Jozef gelooft God en neemt de verantwoordelijkheid voor moeder en kind op zich.
De geboorte vond plaats in een sombere stal. Het bezoek van de herders gaf grote blijdschap en maakte diepe indruk op Maria. Ze begreep niet alles van wat ze vertelden maar: “bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken”(Lucas 2:19). Deze houding was typerend voor Maria. Wanneer Jezus bij verschillende gelegenheden ‘vrouw’ en niet moeder zei, was dat niet koel en afstandelijk bedoeld. Het ging Jezus erom dat niet de biologische maar de geloofsband belangrijk is. De liefde van Jezus voor zijn moeder was groot. Bij de kruisiging gingen de woorden van Simeon (Lucas 2:35): “en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden” in vervulling. Jezus troostte haar: “Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw zie uw zoon’, en daarna tegen de leerling: ‘Zie uw moeder’. “Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis”( Johannes 19:26-27). Vrouw niet moeder. Jezus wilde niet dat Maria alleen maar zou treuren om het verlies van een zoon, maar zou zien dat zij Hem terugkreeg als haar Heer. Samen met de discipelen in de bovenzaal toonde zij een groot geloof in haar Heiland: “Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders”( Handelingen 1: 14). Laten wij, net zoals zij, de Here aanbidden en uitzien naar zijn wederkomst!