Jesaja: de basis van het evangelie - Introductie
Een profeet met een missie
Van de grote profeten is Jesaja zeker niet de minste. Meer dan enig andere profeet verkondigt hij de grote mare van Gods verlossingswerk, niet alleen voor Gods volk Israël, maar ook voor de heidenen, en van het komende Koninkrijk van de Messias (in het Nieuw Testament: de Christus). Hij is dan ook een van de meest geciteerde profeten in het predikingswerk van Jezus en zijn apostelen. Toch lijkt het belang van deze profeet wat verborgen te zijn gebleven voor de meeste Bijbellezers. Velen lijken het boek alleen, of in elk geval voornamelijk, te kennen als een ‘grabbelton’ voor het vinden van bewijsteksten voor favoriete ideeën, zonder zich veel rekenschap te geven van de oorspronkelijke context waarin die woorden werden gesproken of geschreven. Maar uiteindelijk wil Jasaja ons een boodschap brengen, en niet alleen maar een serie handige of zelfs maar troostrijke teksten aanreiken: Jesaja gaat ergens over! En in deze serie studies willen wij bekijken waar het dan over gaat, zonder overigens te willen streven naar een uitputtende behandeling.
De wereld van Jesaja
Jesaja profeteerde onder de Judeese koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia (Jesaja 1:1). Dat is globaal van 750 – 700 v.Chr. In zijn dagen was Assur (Assyrië) de grootmacht in Mesopotamië, terwijl gedurende de gehele tijd van het Oude Testament Egypte, in het zuiden, de andere ‘wereldmacht’ was. De verbindingsroute tussen deze twee grootmachten liep via de kuststrook, en om deze reden trachtten beide deze strook te beheersen, als een bufferzone tussen hun beide rijken. De internationale politiek van zowel het noordelijke rijk ‘Israël’ als het zuidelijke rijk ‘Juda’ wordt daarom voortdurend beïnvloed door de wens van bepaalde partijen om hetzij de ene hetzij de andere partij te vriend te houden, dan wel deze twee tegen elkaar uit te spelen.
De lokale politiek
In Jesaja’s tijd blijken bepaalde buurvolken ernaar te streven een lokale bond te vormen teneinde beter het hoofd te kunnen bieden aan de overheersing door één van beide grootmachten. Dat gaat zelfs zover dat Israël en Aram (Syrië) samenspannen om Juda te veroveren en een vazal, die hen welgezind is, koning te maken in Jeruzalem. In een poging dit gevaar af te wenden roept de Judeese koning Achaz dan de Assyriërs te hulp, in plaats van op God te vertrouwen. Maar daarmee lokt hij alleen maar de Assyriërs naar het westen, wat uiteindelijk ook Juda bijna fataal wordt. Onder Achaz en zijn opvolger Hizkia zijn er dan weer partijen die dat probleem trachten op te lossen door op hun beurt de Egyptenaren te hulp te roepen. Maar zowel het een als het ander wordt hun door de profeet (dus feitelijk door God zelf) zwaar aangerekend.
Het geestelijk leven in Juda
Uit de eerste hoofdstukken van Jesaja blijkt dat het geestelijk en godsdienstig leven in Juda, afgemeten naar Gods maatstaven, ver onder de maat is. Slechts een klein deel van het volk bekommert zich nog om de juiste dienst van hun God, en zelfs dat deel dreigt het zicht op die juiste dienst te verliezen. De meerderheid vertrouwt op eigen politieke oplossingen als het om de landsveiligheid gaat, en op geld en macht als het om ‘een goed leven’ gaat. Het is onder deze omstandigheden dat Jesaja zijn boodschap moet brengen. Die boodschap gaat dan over een komende koning uit het huis van David, en een komend koninkrijk (vrederijk) dat hij zal vestigen en waarover hij zal heersen. Maar ook over de noodzaak van bekering van hun goddeloosheid en afgoderij, of van reiniging voor de weinigen die nog van goede wil zijn. Voor die weinigen heeft hij echter een boodschap van verlossing uit zonden en bevrijding van de onvermijdelijke dood die van die zonde het gevolg is.
De ballingschap
Omdat God weet dat het volk in zijn totaliteit zich toch niet zal bekeren, kondigt Hij door Jesaja aan dat zij in de toekomst (feitelijk pas anderhalve eeuw later) in ballingschap zullen gaan. Maar God zal hen ook weer uit die ballingschap bevrijden en hen terugbrengen naar hun land. En voor diegenen die de les hiervan geleerd zullen hebben zal er heil zijn, maar diegenen die die les niet geleerd zullen hebben, wacht vernietiging, want voor hen is er geen plaats in dat nieuwe koninkrijk.
Het heil ook voor de heidenen
Maar de grootste boodschap die Jesaja moet brengen, is dat dat heil er ook is voor mensen uit de andere volken, de heidenen. In dat kader introduceert deze profetie de uitdrukking ‘blijde boodschap’ of ‘goede tijding’ en het woord ‘vreugdebode’. Later in het Nieuwe Testament komen we deze weer tegen, in hun Griekse vorm, als ‘evangelie’ en ‘evangelist’. Die uitdrukkingen zijn dus niet kenmerkend voor het NT: ze zijn rechtstreeks overgenomen uit deze profetie, en verwijzen daarnaar terug. Ze vestigen onze aandacht op de vervulling van Jesaja’s profetie, die op dat moment een aanvang heeft genomen. En het is dan ook niet zonder reden dat zowel Jezus als zijn apostelen in dit kader voortdurend naar Jesaja verwijzen.
De les van de ballingschap
Het boek Jesaja begint met de lezer duidelijk te maken dat God een probleem heeft. Hij wil het volk verlossing aanbieden uit hun zonden, maar dat volk is zelf van mening dat het juist bijzonder succesvol bezig is. En hoe biedt je iemand iets aan waarvan hij absoluut niet beseft dat hij daar behoefte aan heeft. God verkondigt daarom door Jesaja dat Hij het volk, met zijn eigen politieke oplossingen, in het nauw gaat brengen, juist via die politieke aanpak. Dat zal er op uitlopen dat de Babyloniërs, van wie zij hulp verwachten tegen de Assyriërs, dat overmachtige Assyrië inderdaad zullen overwinnen, maar hen vervolgens nog zwaarder zullen onderdrukken dan die Assyriërs. En uiteindelijk zullen ze zelfs in ballingschap naar Mesopotamië worden gevoerd. Daar zit echter tevens een stukje verborgen symboliek achter. Mesopotamië, in Genesis ‘Sinear’ genoemd, staat voor de wereld die zich van God heeft afgekeerd en haar eigen weg gaat. Abraham was uit die wereld weggeroepen, om de weg te gaan die God hem zou wijzen. Maar zij tonen met hun gedrag dat zij de mentaliteit van dat Sinear nog steeds in hun hart dragen, en dus brengt God hen daar naar toe terug.
Het werk van de Verlosser voorzegd
Maar dan zal God dat ‘onoverwinnelijke’ Babylon laten veroveren door een nog machtiger heerser. Voor de ballingen zou dat slecht nieuws lijken, maar die heerser zou juist een bevrijder blijken, die hen naar hun land zou laten terugkeren. En dan komt de les. Hun werkelijke vijand was de dood. Die voerde hen weg naar waar zij oorspronkelijk vandaan kwamen: het niet-bestaan. Tegen die dood heeft de mens geen politieke bondgenoten: God zelf laat de mens daarheen terugkeren, omdat hij nog altijd die mentaliteit van Sinear in zijn hart draagt. Maar dan zal Hij zelf een nog machtiger heerser laten optreden, die niet alleen die dood overwint, maar ook Gods volk weer uit de macht van die dood zal bevrijden en hen terug ‘naar huis’ zal laten gaan. We vinden in dat deel van Jesaja daarom een directe parallel tussen de bevrijder Kores (NBV: Cyrus) van Perzië, en de hier niet met name genoemde ‘Verlosser’, de door hen verwachte koning uit het huis van David.
De ‘Knechtprofetieën’
Dan neemt het verhaal echter een onverwachte wending. Anders dan Kores zal die overwinnaar uit het huis van David geen machtig militair zijn, maar een nederige ‘dienaar’ (NBV) of ‘knecht’ (NBG’51). De alles overtreffende overwinning zal niet worden behaald door iemand die de vijand zijn wil weet op te leggen, maar door iemand die zijn eigen wil volledig ondergeschikt maakt aan die van God; niet met het zwaard dus, maar met gehoorzaamheid. Of zoals God zijn volk later herinnert door zijn profeet Zacharia: “Niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest! zegt de HERE der heerscharen” (Zacharia 4:6, NBG’51). Het werk van deze ‘Knecht des HEREN’ (NBV: dienaar van de HEER) wordt beschreven in vier of vijf profetieën (die van Jesaja 61 noemt niet dat woord knecht of dienaar, maar lijkt wel degelijk tot de reeks te behoren) die daarmee de feitelijke kern van Jesaja’s boodschap vormen. Zie hiervoor de gebundelde artikelen in de brochure ‘De Knecht in Jesaja’.
Het ‘overblijfsel’
In de hoofdstukken die aan de knechtprofetieën voorafgaan, wordt Israël aangeduid als Gods knecht, maar met het verwijt dat zij in hun knechttaak tekort zijn geschoten. Die knechttaak had moeten inhouden dat zij hun God aan de wereld zouden hebben getoond en verkondigd. Nu was die taak overgegaan op die ene Knecht, die dat wel zou doen. Het is zelfs zo dat Jesaja duidelijk maakt dat het volk niet langer de naam Israël waardig is, maar weer Jakob zal heten. Dat was de naam van de aartsvader Jakob in de tijd dat hij nog vertrouwde op zijn eigen slimheid en zijn eigen oplossingen; pas toen hij zijn vertrouwen op God stelde, ontving hij de naam Israël. Die naam Israël gaat nu over op die ene Knecht; en, zo blijkt later, op hen die Hem in zijn gehoorzaamheid willen volgen. Maar hoewel zijn verlossingswerk open zou staan voor alle leden van het volk, en zelfs – zo blijkt uit de latere hoofdstukken – voor mensen uit alle volken, zouden toch lang niet allen dat aanbod van verlossing aannemen. Diegenen die dat wel zouden doen, zij die hun God trouw waren gebleven, worden in deze profetie regelmatig aangeduid als een ‘rest’ of ‘overblijfsel’: “Want, Israël, al was je volk zo talrijk als zandkorrels aan de zee, slechts een rest zal terugkeren” (Jesaja 10:22, zie ook Romeinen 9:27-28).
De vervulling in het Nieuwe Testament
Alleen wanneer we deze boodschap van Jesaja goed voor ogen hebben, zij we in staat te begrijpen hoe het mogelijk is dat Jezus zijn prediking begint met: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” (Marcus 1:15, NBG’51), zonder dat ook maar iemand vraagt wat Hij daarmee bedoelt. En idem voor zijn prediking in de synagoge te Nazaret, ‘waar Hij was opgegroeid’, wanneer Hij daar Jes. 61:1-2a (nog niet 2b!) voorleest en vervolgens zegt: “Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan” (Lucas 4:16-20). Zijn tijdgenoten verwachtten de vervulling hiervan in hun tijd. Maar ook zijn tijdgenoten waren zich onvoldoende bewust van het feit dat zij Verlossing nodig hadden, en niet in de eerste plaats bevrijding van de Romeinen. En dat is nog steeds de voornaamste les van deze profetie, ook voor ons!
Alle tekstvermeldingen uit de NBG Vertaling van 1951, tenzij anders vermeld