Isaak als voorafschaduwing van Christus
Dit eerste artikel in deze lijst voorbeelden gaat over Isaak, de zoon van Abraham. Daarbij zullen we ons in het bijzonder richten op Genesis 22. Abraham krijgt daar te horen:
“Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal” (Gen 22:1).
Hoewel de Bijbel hier spreekt over zijn enige zoon had hij op dat moment twee zonen: Ismaël en Isaak. De eerste was het resultaat van een oplossing bedacht door Abraham en Sara (en was geboren uit haar slavin) terwijl Isaak - door een wonder - de zoon van Sara zelf was. In Galaten drukt Paulus dat als volgt uit:
“De zoon van de slavin dankte zijn geboorte aan de loop van de natuur, maar die van de vrijgeboren vrouw aan de belofte” (Gal 4:23).
Paulus heeft het hier over de belofte die aan Abraham gedaan was. Ook Jezus was op wonderbaarlijke wijze verwekt. Jezus is de beloofde zoon, ook wel omschreven als “Gods enige zoon” (maar ook Adam wordt ‘zoon van God’ genoemd), terwijl Jezus anderzijds ook zoon van Abraham wordt genoemd. Voorts lezen we dat de ‘natuurlijke afstammeling’ van Abraham (Ismaël) de ‘zoon der belofte’ bespot, zoals de latere natuurlijke afstammelingen van Abraham met zijn grote Zoon zouden doen. Het gaat in de vertaling van de NBV een beetje verloren, maar in het eerste vers van Genesis 22 spreekt God tot Abraham over “je zoon, de geliefde”. Dat is precies dezelfde uitdrukking die God later over zijn eigen Zoon zal gebruiken bij diens doop: “… mijn Zoon, de geliefde” (Matheus 3:17)
Abraham, Isaak en de knechten trekken naar de berg Moria. Op de enige andere plaats waar die naam in de Schrift voorkomt (2 Kron 3:1) is dat de benaming van de berg waarop de tempel gebouwd werd, en daarmee dus ook de plaats waar Jezus gekruisigd is (net buiten de muren, op de berg Moria). Als zij Moria in de verte zien, laten zij de knechten daar achter en gaan samen verder. Tot tweemaal toe wordt ons verteld “zo gingen zij samen verder”, wat in het geval van Jezus toepasselijk is als een beschrijving hoe de Vader met Hem was. Abraham draagt het vuur en het mes, terwijl we lezen ”Hij pakte het hout voor het offer, en legde het op de schouders van zijn zoon Isaak” (Gen 22:6). In de meeste afbeeldingen van dit voorval zien we Abraham die een kind wil slachten, maar als wij hier lezen over ‘het hout’ is het duidelijk dat Isaak niet meer zo klein was; hij moet hier al een sterke jongeman zijn. Abraham was gewend offers te brengen, en zal dus geweten hebben hoeveel hout daarvoor nodig was. En dan gaat het niet om een paar takjes. Het wordt overigens omschreven als ‘hout’, en is daarmee (in de Griekse vertaling) hetzelfde woord als gebruikt wordt voor het kruis van Jezus (dat de NBV vaak als ‘kruishout’ vertaalt): “nadat u hem had vermoord door hem aan een kruishout te hangen” (Hand 5:30, zo ook 10:39 en 13:29), of “vervloekt is ieder mens die aan een paal [hout] hangt” (Gal 3:13) of “hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout opgedragen” (1 Pet 2:24). In het feit dat Isaak hier zelf het hout voor zijn offer draagt, zien we dus een duidelijke verwijzing naar het dragen van het kruis door Jezus. En waar in Genesis staat “… legde het op de schouders …”, is de Griekse tekst dezelfde als die welke we lezen over Simon van Cyrene “zij legden [het kruis] op zijn rug”.
Isaak als vrijwillig offer
“Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout” (Gen 22:9).
We zagen al dat Isaak geen klein kind meer was, dat niets in te brengen zou hebben gehad. Volgens de traditie van de Joodse rabbijnen is Isaak hier 37 jaar oud. We kunnen dat niet met zekerheid zeggen, maar hij zal zeker ouder dan 20 geweest zijn (maar jonger dan 40 toen er een vrouw voor hem werd gezocht). Als Abraham hem vast wil binden en slachten, vereist dat dus de vrijwillige medewerking van Isaak zelf. We zien hier opnieuw een overeenkomst: de zoon die zich volledig onderwerpt aan de wil van zijn vader. Uit Hebreeën weten we hoe Abraham beredeneerd heeft dat, als hij Isaak moest slachten - hoewel alle beloften juist door Isaak in vervulling zouden gaan - de enige oplossing moest zijn dat Isaak dan blijkbaar weer uit de dood opgewekt zou worden. En Hebreeën concludeert dan dat hij hem daaruit ‘bij wijze van voorafbeelding’ ook heeft teruggekregen. Voor Abraham was Isaak in zijn gedachten al gestorven, zo vast was zijn voornemen om aan Gods verzoek te voldoen.
De vergelijking met Jezus is helder. Ook Hij is degene door wie alle beloften in vervulling zouden gaan. Hij volgt in volledige gehoorzaamheid de wil van Zijn Vader. “Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren” had hij in Getsemane nog gebeden. Maar plotseling houdt de voorafschaduwing daar op. Een schaduw kan nooit de werkelijkheid weergeven. Het offer van Isaak had niemand kunnen redden. Het was voldoende dat Abraham zijn bereidheid toonde God te gehoorzamen. Niet vanwege het pure feit dat hij bereid was dat offer te brengen, maar omdat hij daarmee liet zien volledig op God te vertrouwen, en zo vast overtuigd te zijn dat God Zijn beloften altijd nakomt dat hij een opstanding als de uitweg zag. De schaduw kon geen kleuren weergeven. Isaaks dood zou zinloos zijn geweest. Maar in het geval van Jezus stierf de geliefde Zoon wel. Hij werd niet op het laatste moment gespaard. Door zijn ‘striemen’ konden wij wel gered worden. Abraham noemde die plaats dan ook “De HEER zal erin voorzien” (Gen 22:14). God zegt tegen Abraham “Omdat je dit hebt gedaan, omdat je mij je zoon, je enige, niet hebt onthouden, zal ik je rijkelijk zegenen…” (Gen 22:16) en Paulus denkt wellicht daaraan als hij aan de Romeinen schrijft: “Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken?” (Rom 8:32). De Griekse tekst is nagenoeg identiek, waarbij ‘onthouden’ in Genesis en ‘gespaard’ in Romeinen hetzelfde Griekse woord weergeven.
Waarom deze voorafschaduwing?
In de inleiding is gesteld dat een voorafschaduwing van Christus ons iets moet leren. De vraag rijst dan waarom Isaak gepresenteerd wordt als een voorafschaduwing van Christus. Als eerste valt het ons dan wellicht op dat er in Genesis twee voorafschaduwingen zijn die zeer dicht bij elkaar staan. We zien het voorbeeld van Melchisedek van wie het Nieuwe Testament ons precies uitlegt hoe hij een voorafschaduwing is, en hoe we naar de exacte tekst moeten kijken om de lessen daarvan te leren. En een paar hoofdstukken later komen we Isaak tegen met de opvallende overeenkomst dat een geliefde zoon als offer gebracht wordt. Hier wordt in het Nieuwe Testament geen uitleg over gegeven, maar blijkbaar moeten we uit deze twee voorbeelden leren dat we er op bedacht moeten zijn dat de Schrift dit soort beeldtaal gebruikt, voordat er meer subtieler voorafschaduwingen volgen.
Maar daarnaast hebben we in Isaak ook een voorbeeld van wat Jezus vraagt van zijn discipelen.
“Wie niet zijn kruis draagt en mij op mijn weg volgt, kan niet mijn leerling zijn” (Luc 14:27).
In het Nederlandse spraakgebruik wordt ‘een kruis dragen’ al gauw opgevat als ‘een moeilijk leven hebben’ maar dat betekent het niet. Het is veel meer een houding om niet alles in dit leven te zoeken, maar Jezus te volgen wat dat ook vraagt. Isaak ziet op een gegeven moment heus wel in wat er gaat gebeuren, maar we lezen geen woord van protest. Hij beseft blijkbaar dat dit Gods wil is, en wellicht beseft ook hij dat God hem uit de dood kan opwekken om de beloften in vervulling te laten gaan.