Kende Saul David al? Het lijkt tegenstrijdig.
We moeten bedenken dat de Bijbel geen geschiedenisboek is en dat daarom niet alles in strikt chronologische volgorde is opgeschreven. Gebeurtenissen staan vaak naar thema gerangschikt.
Het thema van 1 Samuël 16 is dat Saul door God is verworpen, wegens zijn ongehoorzaamheid, en dat Gods geest daarom van hem is geweken, terwijl David door God is aangewezen als de nieuwe koning, op wie nu ook zijn geest rust (vs 13-14). God regelt het zo dat zij elkaar ontmoeten. Saul vat dan veel genegenheid op voor de jonge David; zodat hij hem uiteindelijk benoemt tot zijn persoonlijke assistent. Het begrip ‘wapendrager’ hoeft absoluut geen militaire betekenis te hebben; het kan worden opgevat als persoonlijke assistent aan het hof (aldus diverse commentatoren). Deze benoeming zal pas later hebben plaatsgevonden; het verhaal grijpt hier vooruit op de uiteindelijke situatie. Want aanvankelijk was David telkens maar kort aan het hof om voor Saul op de harp te spelen, om dan weer terug te keren naar zijn schapen (1 Samuël 17:15). Het verhaal wil ons vertellen dat Saul uitstekend met David op kon schieten, zolang hij niet wist dat deze door God was aangewezen als zijn opvolger. Dat geeft ons later het juiste inzicht in de werkelijke reden van zijn vijandschap.
Het thema van 1 Samuël 17 is Sauls gebrek aan geloof. Dit was het werkelijke verschil tussen Saul en David. Er was oorlog, maar het komt niet tot een veldslag. De Filistijnen schuiven een ‘kampioen’ naar voren, een ‘voorvechter’. De uitdaging is dat ook Israël zo’n voorvechter aanwijst, om met hem te strijden. De partij welks kampioen die strijd wint, wint de slag, zonder dat de anderen hoeven te vechten (verg. ook 2 Samuël 2:14-16, al komt daar dan geen winnaar uit). Maar niemand uit Israël durft dat gevecht aan. In 1 Samuël 8:20 had het volk gevraagd om een koning die “voor ons uittrekt en ons voorgaat in de strijd.” Saul bezat het uiterlijk van de man die ze zochten, weliswaar geen reus zoals Goliath, maar wel iemand die “met kop en schouders boven iedereen uitstak” (1 Samuël 10:23). En dus was het zijn taak geweest om de strijd met Goliath aan te gaan. Maar hij durft niet.
Die reuzen waren niet nieuw. Kort na de uittocht uit Egypte kwamen de verspieders van het beloofde land terug met het nieuws dat het inderdaad zo goed was als God had aangekondigd, maar ze zouden het niet in bezit kunnen nemen vanwege de reuzen die daar woonden (Numeri 13&14). Dat was gebrek aan geloof in Gods toezegging en die generatie stierf dan ook in de woestijn. Alleen Kaleb en Jozua, die wel geloof hadden getoond, mochten 40 jaar later het land binnengaan. Kaleb vraagt Jozua dan meteen om de streek te mogen veroveren waar die reuzen woonden (Jozua 14:6-15). Want reuzen waren niet onverslaanbaar; ze waren al eerder verslagen in de tijd van Abraham (Genesis 14). David kende zijn Schriften en wist dat ook. Hij ziet terecht in Goliaths gesnoef een lastering van de God van Israël die om bestraffing vraagt, en vertrouwt dat God hem helpt wanneer hij die strijd aangaat (vs. 45). En zijn vertrouwen wordt beloond.
Saul ziet alleen de militaire kant (hij vertrouwt op zijn pantser, vs. 38), niet de geloofsaspecten. Hij is stomverbaasd wanneer hij dat jongetje dat zo goed kon harpspelen, die Filistijnse reus ziet verslaan. Zijn vraag aan Abner is niet ‘wie is dat joch’ maar - wat er ook staat - ‘uit wat voor familie stamt die?’ Is dat een familie van vechtersbazen? Zijn ze allemaal zo? Davids familie blijkt geen reputatie te hebben op dat gebied, en ook Abner kan Saul niet verder helpen. Geen van beide beseffen ze dat het hier niet gaat om militaire vaardigheden, maar om geloof. Als David dan weer terug is bij Saul, vraagt die het hem zelf (vs. 58). Het antwoord dat we lezen (“Ik ben de zoon van uw dienaar Isaï uit Betlehem”) zullen we moeten opvatten als een samenvatting. David zal Saul volledig hebben bijgepraat over zijn achtergronden. Alleen zó kunnen we verklaren dat we in het volgende vers lezen dat hij op slag de volle sympathie wint van Sauls zoon Jonathan. Dit hoofdstuk gaat dus over geloof.
En het volgende hoofdstuk (1 Samuël 18) brengt vervolgens de feiten samen. David komt nu volledig in dienst van Saul, wordt een legerleider en heeft succes. Met als gevolg dat Saul jaloers wordt, en zijn vroegere genegenheid volledig omslaat in een ziekelijke haat, omdat hij beseft dat David alles heeft waarin hijzelf tekortschiet. En bovendien begint hij te begrijpen dat deze jongeman door God is aangewezen als zijn vervanger/opvolger. Ook dat gebeurt niet onmiddellijk, maar het is de onvermijdelijke uitkomst van het proces dat in hoofdstuk 17 is begonnen.