De aanwezigheid van God in de Geest
De Bijbel getuigt dat God Geest is. Hij wordt niet beperkt door een lichaam van vlees en bloed, dat Hem bindt aan een bepaalde tijd en plaats, maar het is voor Hem mogelijk overal tegelijkertijd te zijn: in zijn heilige woonplaats de hemel èn op aarde bij zijn schepselen, vooral bij wie Hem in nederigheid en ootmoed liefhebben en dienen (Zie ook Psalm 51:19; Mattheüs 5:3):
Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is: in den hoge en in het heilige woon ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest … (Jesaja 57:15)
God heeft de mensen geschapen om in verbondenheid met Hem te leven. Daarom wil Hij dicht bij hen zijn. Op vele plaatsen in de Bijbel zien we daarom dat God te midden van mensen is die Hij liefheeft:
Toen zij (Adam en Eva) het geluid van de HERE God hoorden, die in de hof wandelde in de avondkoelte … (Genesis 3:8; vergelijk Genesis 5:24, Leviticus 26:12, 1 Koningen 19:11-13)
Ik zal in het midden van de Israëlieten wonen en Ik zal hun tot een God zijn. (Exodus 25:8; vergelijk Numeri 35:34, Deuteronomium 6:15 en 7:21)
… want Ik, de HERE, heb mijn woonstede in het midden van de Israëlieten. (Numeri 35:34)
Nadat het volk Israël echter in ongeloof eeuwenlang ongehoorzaam en opstandig was geweest, zag de profeet Ezechiël in een visioen hoe de HERE uit hun midden vertrok (hoofdstukken 10 en 11, met name 11:23). Maar hij en andere profeten mochten tegelijkertijd Gods belofte bekendmaken, dat Hij in de toekomst weer bij gelovige en gehoorzame mensen zou wonen:
Jubel en verheug u, u dochter van Sion! Want zie, Ik kom in uw midden wonen, luidt het woord van de HERE, en vele volken zullen te dien dage gemeenschap zoeken met de HERE en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen … Hij zal Jeruzalem nog verkiezen … want Hij maakt Zich op uit zijn heilige woning. (Zacharia 2:10-13; vergelijk Ezechiël 43:1-9 en 44:4)
En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zal zelf bij hen zijn… (Openbaring 21:3)
Omdat zijn aanwezigheid als Persoon voor mensen niet zichtbaar is, spreekt de Bijbel over de aanwezigheid van ‘de Geest van God’ en ‘de heerlijkheid van de HERE’. Al in de eerste verzen van de Bijbel wordt verteld dat Gods Geest op aarde is, en de profeet Haggaï sprak over ‘de Geest’ in Israël:
En de Geest van God zweefde over de wateren. (Genesis 1:2)
… want Ik ben met u, luidt het woord van de HERE der heerscharen, overeenkomstig het woord dat Ik u beloofd heb, toen u uit Egypte uittoog, en mijn Geest in uw midden stond … (Haggaï 2:5-6)
God is altijd aanwezig geweest op aarde, omdat Hij doorgaat met zijn werk, het bereiken van zijn gestelde doel. Maar in bijzondere zin was Hij onder Israël aanwezig in de Engel van het Verbond, want op hem wijst de profeet. Hij wordt ‘de Engel van Gods aangezicht’ of ‘Aangezicht’ genoemd. In deze engel was de Geest van God, zodat Hij in dezelfde gezindheid, geest, sprak en handelde als God zelf doet. Het volk beschouwde hem daarom als God zelf:
Zie, Ik zend een engel vóór uw aangezicht … Neem u voor hem in acht en luister naar hem … want mijn naam is in hem. (Exodus 23:20-23)
Mijn Aangezicht zal met u meegaan en Ik zal u rust geven. (Grondtekst van Exodus 33:14-23)
De HERE, uw God, zelf zal voor u uit overtrekken; Hij zelf zal die volken vóór u verdrijven en verdelgen, zodat u hun land in bezit kunt nemen. (Deuteronomium 31:3; vergelijk Exodus 33:2)
Ik zal de gunstbewijzen van de HERE vermelden, de roemrijke daden van de HERE, naar alles wat de HERE ons heeft gedaan … Hij zei: Zij zijn toch mijn volk … en Hij werd hun tot een Verlosser … en de Engel van zijn aangezicht heeft hen gered … Maar zij waren weerspannig en bedroefden zijn heilige Geest … (Jesaja 63:7-11; vergelijk Efeziërs 4:30)
En zoals God onder Israël aanwezig was in de persoon van deze engel, is Hij dat nu in Christus Jezus:
Zie mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen. (Matteüs 12:18-21; Jesaja 42:1-7; Matteüs 3:11)
Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. (Matteüs 17:5)
Want Hij, die God gezonden heeft, die spreekt de woorden van God, want Hij geeft de Geest niet met mate. (Johannes 3:34)
Na zijn opwekking uit de doden tot eeuwig leven, is Hij geen mens van vlees en bloed meer, maar een volmaakt geestelijk Mens. Voor zijn discipelen is Hij niet meer zichtbaar, maar Hij heeft een verheerlijkte bestaanswijze ontvangen, waarin Hij, evenals God, ‘in de Geest’ op aarde is. Op deze wijze woont Hij te midden van zijn volgelingen en zelfs in een ieder van hen afzonderlijk:
En ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest van waarheid … Hij blijft bij u en zal in u zijn … Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u … Ten dien dage zult u weten, dat Ik in mijn Vader ben en u in Mij en Ik in u. (Johannes 14:15-31; 15:26-27; vergelijk Romeinen 8:26-27)
Zie, Ik (Christus) sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnen komen … (Openbaring 3:20)
U … bent … in de Geest, althans indien de Geest van God in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe. Indien Christus in u is … En indien de Geest van Hem (God), die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont … (Romeinen 8:9-11; vergelijk Galaten 4:6; 1 Korintiërs 3:16 en 6:19; Efeziërs 2:22)
Onder het Nieuwe Verbond is ‘de Geest van God’ eigenlijk Christus Jezus, die na zijn hemelvaart optreedt als Gods alomtegenwoordige gevolmachtigde herder en leidsman van gelovigen op aarde:
Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. (Matteüs 18:20)
Ondanks dat God en Christus wegens onze onheiligheid niet op fysieke, voor ons zichtbare wijze, onder ons kunnen zijn (zie Hebreeën 7:26), zijn zij toch in de Geest aanwezig bij en in allen die geloven. De Geest van God kan daarom God of Christus zelf zijn, of een engel. Er wordt daarom Gods kracht en invloed op aarde mee bedoeld en niet een aparte Persoon van de Godheid.
De manifestatie van God
Wanneer wij spreken over God als ‘de Geest’, betekent dit dat Hij voor ons onzichtbaar is. God kan zich uiteraard manifesteren, zichtbaar maken, maar dat doet Hij niet, omdat wij zondige mensen de aanblik van de heilige en almachtige God niet kunnen verdragen. Zelfs wanneer God een engel zond, konden mensen diens aanblik niet of nauwelijks verdragen, en meenden te zullen sterven omdat zij ‘God’ hadden gezien (Richteren 13:21-22). Zelfs Mozes en Elia konden slechts een glimp opvangen van de Engel die met hen sprak (Exodus 33:18-23; 1 Koningen 19:13). Gods aanwezigheid bleek vaak uit bepaalde (soms schrikwekkende) natuurverschijnselen (Exodus 19:16-19 vergelijk Hebreeën 12:18-21; 1 Koningen 19:11-12; 2 Samuël 5:24). Ook de wolk- en de vuurkolom in de woestijn getuigde van de aanwezigheid van God in het volk Israël. Deze verborg de heerlijkheid van God voor de ogen van het volk. Ook de aanblik van de verheerlijkte Here Jezus is nu onverdraaglijk (Openbaring 1:12-17). De Tabernakel en later de Tempel, werden gebouwd als zichtbare woonplaats van God onder de mensen. Een wolk getuigde er bij de inwijding van dat Hij op deze plaats aanwezig wilde zijn onder zijn volk (Exodus 40-34-35; 1 Koningen 8:11; 2 Kronieken 5:13-14 en 7:1-3).