Het Bijbelboek Hooglied - Het hoogste lied
Auteur — Salomo
Tijd — ongeveer 960 v. Chr.
Samenvatting — Het boek bevat dialogen in Hebreeuwse poëzie. Het illustreert de liefde tussen man en vrouw. De juiste uitleg is altijd een punt van controverse geweest. De Joden hebben hierin een beeld gezien van de verhouding tussen God en Israël, terwijl de christelijke kerk het heeft opgevat als een beeld van Christus’ liefde voor zijn bruid, de gemeente. Weer anderen zien een directe uitleg in een poging van Salomo om een jonge vrouw uit Galilea tot de zijne te maken, terwijl zij trouw blijft aan haar jeugdliefde, een jonge herder uit haar omgeving. Ook dit laat zich echter opvatten als een beeld van de trouw van de gemeente aan haar Verlosser.
In de koninklijke vertrekken — hoofdstuk 1:1-17
- Introductie — hoofdstuk 1:1
- De vrouwen spreken van hun zinnelijk verlangen naar de koning. — hoofdstuk 1:2-3
- Het meisje legt uit waarom haar huid zo donker is. Ze verlangt naar haar geliefde, de herder — hoofdstuk 1:4-8
- Salomo probeert het meisje in te palmen en belooft haar geschenken. Maar haar gedachten zijn bij haar geliefde — hoofdstuk 1:9-15
- Het meisje denkt aan de dag dat zij gehuwd zal zijn met haar herder — hoofdstuk 1:16-17
Het meisje en haar geliefde— hoofdstuk 2:1- 3:11
- Een gefantaseerd gesprek tussen de ‘lelie uit de dalen’ en degene die zij liefheeft. Het is lente en hij roept haar om weg te gaan uit het paleis om in de wijngaard te komen werken. Het ‘gesprek’ wordt onderbroken wanneer zij de vrouwen uitlegt dat ware liefde niet kunstmatig kan worden opgewekt. — hoofdstuk 2:1-17
- Een terugkerende droom waarin de herder haar opzoekt in de stad, en ze naar buiten gaat om hem te vinden — hoofdstuk 3:1-5
- De ‘dochters van Jeruzalem’ zien de Koninklijke stoet de stad naderen — hoofdstuk 3:6-11
Salomo en het meisje (2) — hoofdstuk 4:1-5
Salomo’s tweede liefdeslied
Het meisje en haar geliefde— hoofdstuk 4:6- 5:7
- Het meisje is met haar gedachten bij de herder en hij antwoordt met een tedere beschrijving van haar. Ze vraagt hem ‘de hof’ in bezit te nemen — hoofdstuk 4:6-16
- De herder antwoordt dat hij onderweg is om de hof in bezit te nemen en hij heeft zijn vrienden daarbij uitgenodigd — hoofdstuk 5:1
- Het meisje is naar bed gegaan en droomt dat hij haar komt halen terwijl ze nog niet gereed is. Ze gaat hem achterna maar wordt mishandeld door de stadswachters — hoofdstuk 5:2 -7
Het meisje en de vrouwen — hoofdstuk 5:8 – 6:3
- Het meisje spreekt tot de vrouwen in het paleis over haar geliefde. Ze vragen haar wat ze in hem ziet en ze antwoordt daarop met een welsprekende beschrijving van ‘hem die in alle opzichten lieflijk’ is. - hoofdstuk 5:8 - 16
- De vrouwen blijven haar over hem ondervragen en zij vertelt ze waar hij in de velden mee bezig is — hoofdstuk 6:1-3
Salomo en het meisje (3) — hoofdstuk 6:4-9
Salomo’s derde liefdeslied
Het meisje en de vrouwen — hoofdstuk 6:10–13
Wie is ze eigenlijk? Ze vertelt hen hoe ze uit de velden in Salomo’s wagen is gelokt. Nu moet ze een keus maken.
Salomo en het meisje (4) — hoofdstuk 7:1-9
Salomo’s vierde liefdeslied
Het meisje en haar broers — hoofdstuk 7:10–8:14
- Ze vraagt de herder te komen zodat ze samen in de paradijselijke hof kunnen zijn — hoofdstuk 7:10–13
- Ze zou openlijk haar liefde willen tonen. Maar de situatie vraagt om terughoudendheid en geduld. Ze ziet uit naar hun ontmoeting en haar thuiskomen, terwijl ze de diepte van hun liefde bespreken — hoofdstuk 8:1 -7
- Haar broers brengen haar in herinnering hoe hun zorg voor haar is geweest in het verleden, terwijl zij verzekert dat zij trouw en kuis is gebleven — hoofdstuk 8:8 -12
- De laatste oproep van het meisje aan haar geliefde om te komen — hoofdstuk 8:13 -14