Broeders in Christus

Ontmoeting met Jozua

Van jongs af aan was Jozua de trouwe dienaar van Mozes. Hij mocht na de uittocht uit Egypte aan het hoofd van het volk gaan. Zijn eerste opdracht was te strijden tegen de Amalekieten. Mozes liet met zijn opgeheven handen zien, dat God voor het volk streed. Deze overwinning moest Jozua worden ingeprent : “De HEER zei tegen Mozes: Leg deze overwinning in een oorkonde vast, zodat niemand die ooit zal vergeten, en overtuig Jozua ervan dat ik zal zorgen dat niets op aarde nog aan het volk van Amelek herinnert” (Exodus 17:14).

Zijn oorspronkelijke naam was Hosea, wat redding betekent. Mozes gaf hem de naam Jozua, wat betekent: God redt, alsof hij hiermee wilde zeggen dat niet Hosea redde maar God. God zou het volk redden van de vijanden en in het beloofde land brengen.

Jozua mocht als enige met Mozes de berg op klimmen. Mozes bleef daar 40 dagen om de tien geboden in ontvangst te nemen. Jozua bleef vol vertrouwen op Mozes wachten, maar het volk geloofde niet in diens terugkeer en beging een grote zonde door een gouden god te maken. Daarom werd de tent van samenkomst ver buiten de legerplaats gezet. Mozes ging regelmatig naar die bijzondere plaats, waar hij de HEER ontmoette: “De HEER sprak persoonlijk met Mozes, zoals een mens met een ander mens spreekt ... maar zijn jonge dienaar Jozua, de zoon van Nun, verliet de tent niet” (Exodus 33:11). Jozua hield de wacht, want deze heilige plaats mocht niet verontreinigd worden.

Mozes kreeg van de HEER de opdracht om het land Kanaän te verkennen. “Stuur er een aantal mannen op uit om Kanaän, het land dat ik de Israëlieten geven zal, te verkennen. Kies daartoe uit elke stam één man, een familiehoofd … uit de stam Efraïm Hosea, de zoon van Nun … (Numeri 13:2,8 en 16). Na hun verslag was het volk ontmoedigd en wilde terug naar Egypte. Alleen Jozua en Kaleb, een man uit de stam Juda, vertrouwden er volledig op dat God Zijn belofte aan Abraham – dat hij en zijn nageslacht het land Kanaän zouden bezitten - zou waarmaken. Het volk verloochende echter de HEER en daarom kregen zij een zware straf. Maar de belofte voor hen die wel geloofden was een bevestiging van Gods eerdere belofte. “Jullie zullen het land waarvan ik gezworen heb dat je er zou wonen, niet binnengaan, met uitzondering van Kaleb … en Jozua …” (Numeri 14:30).

Jozua werd zichtbaar voor allen door de HEER aangewezen als opvolger van Mozes. Vóór zijn sterven sprak Mozes hem nog eens toe: “Wees vastberaden en standvastig, want jij zult het volk het land binnenleiden dat de HEER onder ede aan hun voorouders had beloofd” (Deuteronomium 31:7). Dezelfde woorden sprak de HEER, hem ernstig vermanend, nadat Mozes gestorven was: “Leg dat wetboek geen moment ter zijde en verdiep je er dag en nacht in, opdat je je aan alles houdt wat erin geschreven staat. Dan zal alles wat je onderneemt voorspoedig verlopen. Ik gebied je dus: wees vastberaden en standvastig, laat je door niets weerhouden of ontmoedigen, want waar je ook gaat, de HEER, je God, staat je bij ”(Jozua 1:8-9). Wees vastberaden en standvastig. Tot drie maal toe zei de HEER hem dit (vers 6,7 en 9). Het volk beaamde deze woorden met een belofte aan Jozua: “Zoals we naar Mozes hebben geluisterd, zo zullen we naar u luisteren. Moge de HEER, uw God, u bijstaan, zoals hij Mozes heeft bijgestaan. Iedereen die niet naar u luistert en zich tegen uw bevelen verzet, tegen welk bevel dan ook, zal worden gedood. Wees vastberaden en standvastig” (Jozua 1: 17-18). Door een teken liet de HEER zien dat Jozua de ware opvolger van Mozes was: “En de HEER zei tegen Jozua: Vandaag zal ik ervoor zorgen dat je bij alle Israëlieten hoog in aanzien komt te staan, zodat ze weten dat ik je zal bijstaan, zoals ik Mozes heb bijgestaan” (Jozua 3:7). Zoals Mozes het volk door de Rode zee naar de berg Sinaï leide, mocht Jozua het volk door de Jordaan naar het beloofde land leiden en het land veroveren.

Jozua is een voorafschaduwing van de Messias. Het equivalent van de naam Jozua in het Grieks is Jezus. Hij is de redder van zonde en dood. Aan het eind van zijn leven sprak Jozua het volk vermanend toe. “Dien alleen de Heer. In ieder geval zullen ik en mijn familie de HEER dienen.” (Jozua 24:14,15). En lijkt dit niet sterk op wat Jezus, de Knecht van God, zei: “Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen”. Daarin moest Hij vastberaden en standvastig zijn, omdat Hij door zijn dood, allen die in Hem zouden geloven naar de echte rust van eeuwig leven in Gods Koninkrijk zou leiden. Want “Was de rust hun al door Jozua gegeven, dan zou God daarna niet meer over een andere dag hebben gesproken” (Hebreeën 4:8).